Hallo.
Sst. Silence.
Mag ik u iets vragen?
Silence. Ik ben aan het werk.
Bent u de beroemde dichter François Villon?
Hoe zie je dat? Ah! Nu ben ik te laat. Bedankt!
Maar bent u niet die beroemde dichter/verdoemde poëet/crimineel?
Dat ben ik, maar nu even struikrover. Moment.
De dichter aan het werk.
Handen omhoog! Geef mij u geld!
Quel horreur! Wat afschuwelijk, hoe kunt u dat doen! Bent u niet monsieur François Villon?
Nee, ik ben struikrover.
U bent het! O, wat een grote eer om beroofd te worden door dichter François Villon.
Maar nu ben ik struikrover. Geef mij uw geld.
We kennen al uw werk uit ons hoofd. 'Waar is de sneeuw van toen'. De mooiste zin uit de Franse poëzie. O lala. We zeggen het vaak tegen elkaar: Waar is de sneeuw van toen. Alles wordt minder, hè. Behalve uw poëzie. Die blijft bekoren.
Kunnen jullie even je kop houden. Ik ben jullie aan het beroven! Ik ben struikrover François Villon. Niet de dichter.
Excusez moi! Hier, al mijn juwelen. En mijn oorbellen. Als dame draag ik zelf geen geld. Jean-Luc, geef hem mijn geld. Hier, kunt u 'n handtekening zetten. Maar natuurlijk! Merci. Kijk! François Villon! Hij is ons aan het beroven. Merveilleux, geweldig. U bent de grootste dichter van de 15e eeuw. Hou je kop! Of ik sla erop.
Wat een poëet!
Geef mij al uw geld.
Natuurlijk, wat een eer. Hier is mijn trouwring van goud. Au revoir! Wat een poëet, wat een talent. Wat een eer om door hem beroofd te worden. Dag François! Ik ben gek op Frankrijk. Je bent er nog nooit geweest! Daarom kan ik er wel van houden.