Karmijnzuur, cochinillerood en E120 zijn drie verschillende namen voor een dezelfde stof om dingen een roze of rode kleur te geven. Roze koeken bijvoorbeeld, maar ook drankjes, muisjes, winegums, aardbeienyoghurt, worst, surimisticks en zelfs lippenstift. Maar het is niet zomaar een kleurstof. De herkomst van karmijnzuur is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk. Veel van het eten dat je koopt in de supermarkt is gekleurd en dat is niet zomaar. Sterker nog, uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ene mooie kleur dingen ook echt lekkerder laat smaken. Om dingen rood te maken is karmijn een populaire kleurstof. Je hebt er maar een piepklein beetje van nodig om liters yoghurt een kleurtje te geven. Om te zien waar karmijnrood vandaan komt moet je naar Latijns-Amerika. Of, dichterbij huis, de Canarische eilanden. Daar groeien zogenaamde schijfcactussen waarop de cochinilleluis leeft. En in die luisjes schuilt het geheim van de felrode kleurstof. Om aan hun kleur te komen halen deze vrouwen ze eerst zorgvuldig van de cactussen om ze daarna, al schuddend, dood te maken. En dan zie je plotseling waar de kleur vandaan komt. En zo kleuren de luisjes al eeuwenlang onze koekjes, snoepjes, toetjes en drankjes. Maar waarom gebruiken we luizenbloed en niet gewoon de aardbeien, frambozen of bosvruchten die zo mooi op de verpakking staan? In de meeste van deze vruchtendrankjes zit er, behalve op de verpakking, niet zo heel veel fruit. Mar door de inhoud rood te kleuren ziet het er alsnog uit alsof het er wel in zit. En dan drinken wij het met liefde op.