Ons eigen Urk was vroeger een eiland in de zee, de Zuiderzee. Elke dag gingen de Urkers eropuit om haring te vangen en ansjovis. Dat visgeluk werd afgesloten door De Afsluitdijk. In 1932 wordt de Zuiderzee het IJsselmeer, en in een jaar of 5 wordt het zoute zeewater zoeter en zoeter water. De zoutwatervissen trekken dat niet, ze peren ‘m, en op Urk zitten ze met hun handen in het water.
Niet veel later wordt de Noordoostpolder ingepolderd. In 1942 wordt Urk opgeslokt door het vasteland. Desondanks blijven de Urkers ‘op Urk’ zeggen, als ze ‘in Urk’ bedoelen. Maar als je ‘in Urk’ zegt, weten de Urkers zeker dat je niet uit Urk komt. Eh, van Urk, dus.
Na de afsluiting van het IJsselmeer vissen de Urkers dus achter het net. Maar al snel komen ze achter dat er nog veel meer water is op de wereld. Ze gaan op de Noordzee vissen, en zelfs nog verder weg. De Urker vissersvloot is booming visness. En al dat geld dat ze op zee verdienen, maken ze op land weer op, op Urk.