Misschien heb je wel eens meegemaakt dat je tijdens het eten of drinken jezelf verslikt. Een vervelend gevoel… Maar wat gebeurt er nou eigenlijk precies?
Als je eten of drinken doorslikt, moet het in je slokdarm terecht komen en niet in je neus of in je luchtpijp. De neus en de luchtpijp gebruiken we namelijk om te ademen en niet om te eten. Om ervoor te zorgen dat het alleen in de slokdarm terecht komt zitten er achter in de keel twee klepjes. Het eerste klepje heet de huig. De huig zorgt ervoor dat er geen eten in de neus komt. Het tweede klepje heet het strottenhoofd. Het strottenhoofd zorgt ervoor dat er geen voedsel in de luchtpijp terecht komt. Samen zorgen de huig en het strottenklepje ervoor dat het eten en drinken alleen maar in de slokdarm terecht kan komen, waar het hoort.
Maar soms, als je te snel eet of tijdens het eten moet lachen, kan het zijn dat er toch eten in of drinken in je luchtpijp komt. Je verslikt je dan. Je lichaam wil het meteen uit je luchtpijp wegwerken. Logisch, want als je niet meer kunt ademen dan kun je stikken. En daarom ga je meteen hoesten zodat het met kracht eruit komt.
Behalve eten kan er ook stof of vuil in je luchtpijp terecht komen, en ook dat is vervelend met ademhalen. Om te voorkomen dat het stof en vuil in je longen komen zitten er speciale haartjes en slijmvliezen in de luchtpijp. De haartjes houden het stof tegen en het slijm brengt het terug naar je keel. Als het stof in je keel is beland kun je het doorslikken, uitspugen en je neus snuiten. Je luchtpijp is weer vrij en je kunt weer gewoon ademhalen.