De orang-oetan is een mensaap. Er wordt gezegd, dat wij, mensen, van deze mensapen afstammen. Mensapen zijn zoogdieren. Ze zijn slimmer en vooral groter dan veel andere aapsoorten. Orang-oetans leven het liefst in hun eentje in de bossen van Indonesië. Het zijn de grootste boomdieren ter wereld. De naam “orang-oetan” betekent “bosmens”. Ze hebben lang rood haar en lange lenige armen. En die komen goed van pas bij het klimmen in de bomen. Hier in de bossen gaan ze op zoek naar fruit, bladeren en insecten. En dankzij hun goede geheugen onthouden ze precies waar ze het voedsel kunnen vinden. De orang-oetans hoeven dus eigenlijk nooit naar de grond te komen, want alles wat ze nodig hebben vinden ze in de bomen. Als orang-oetans gaan slapen, bouwen ze boven in de bomen een nest van bladeren en takken. Net als bij mensen is een vrouwtjesorang-oetan negen maanden zwanger en dan wordt er één kleintje geboren. De vrouwtjes krijgen ongeveer vier kinderen in een heel apenleven. Bij andere dieren zijn dat er meestal meer. De natuurlijke vijanden van de orang-oetan zijn roofdieren. Maar net als bij de meeste bedreigde soorten is de mens hun grootste vijand. Het woongebied van de orang-oetan wordt namelijk steeds kleiner en dat komt, doordat het oerwoud wordt platgebrand en bomen worden gekapt om landbouwgrond van te maken. Het aantal orang-oetans neemt daardoor sterk af. Ze worden ook gevangen en als huisdier gehouden of ze worden aan dierentuinen verkocht. Hier in deze orang-oetanopvang wordt goed voor de apen en hun baby’s gezorgd. Het is heel belangrijk, dat de baby’s gezond blijven, want de orang-oetan staat op de Lijst van de ‘Bedreigde Diersoorten’. Met deze opvangprojecten hopen de natuurbeschermers zoveel mogelijk afgezwakte en gewonde orang-oetans uiteindelijk weer uit te kunnen zetten in de vrije natuur.
Met materiaal uit: Beagle - in het kielzog van Darwin.