Er zijn twee mannen. Ze lopen naar huis. Ze praten over wat er de afgelopen tijd gebeurd is met hun vriend Jezus. Die is doodgemaakt. Door de Romeinen. Zij spelen de baas in hun land. Kijk uit, daar heb je ze weer, snel verstoppen! Die Romeinen waren bang dat door Jezus iedereen herrie zou schoppen. Dus maakten ze Hem dood. Het plan is mislukt. Welk plan? Wie is dood? Er komt een man naast ze lopen. De wandelaars zijn verbaasd: Weet je dat niet? Iedereen weet toch wie Jezus was? Hij zei dat hij de Zoon van God was. We dachten dat Jezus koning zou worden en ons land zou bevrijden van die bazige Romeinen. Jezus kwam jullie niet bevrijden van de Romeinen, zegt de vreemdeling. God heeft een veel groter plan. Nu kijken de wandelaars helemaal verbaasd. Wat bedoelt hij?
De vreemdeling loopt met ze mee en vertelt. Voor ze het weten, zijn ze thuis. Ze zijn totaal de tijd vergeten, zo spannend kan de vreemdeling vertellen. O, blijf toch logeren! Ze hopen vast dat hij verder vertelt. Aan tafel breekt de vreemdeling het brood in stukken, om te delen. Hè? Hij breekt het brood, net als Jezus dat deed. Wacht even. Het is Jezus zelf! Voordat ze wat kunnen zeggen is hij verdwenen. Dit moeten ze de andere vrienden van Jezus vertellen! Kom rennen! Kunnen jullie rennen? Oh ja!
Jongens, jongens! We hebben Jezus gezien! De andere vrienden denken dat Jezus al drie dagen dood is. Ze geloven er niks van. Ik wens jullie vrede. Oh! Wie zei dat? Het is Jezus! Daar staat hij, tussen hen in! Een spook! Ze zijn bang. Ik ben geen spook, zegt Jezus, voel maar. Ze raken hem aan. Zijn huid is warm. Hij ademt. Hij leeft! Ze vallen bijna om van verbazing!
Jezus neemt ze mee naar een heuvel. God heeft een groot plan, zegt Jezus. Ik ben niet gekomen om jullie te bevrijden van de Romeinen, maar om jullie te bevrijden van de dood. En dat moet iedereen weten! God liet mij doodmaken, zodat ik de dood kon verslaan. Hij liet mij opstaan, zodat iedereen kan opstaan uit de dood. En net als ik leven met God, samen.
Een grote wolk komt naar beneden. Jezus verdwijnt. De wolk stijgt op en neemt Jezus met zich mee. De vrienden zijn zo verbaasd, ze blijven maar omhoog kijken. Zo! Waar is hij nou? Kijk, twee engelen! Blijf niet zo naar de lucht staren... Jezus is nu koning in de hemel. Op een dag komt hij terug. Wat zijn ze blij! Jezus leeft. En hij komt terug! Daar moeten ze van zingen! Komt-ie. Altijd zal-ie leven, altijd zal-ie leven, altijd zal-ie leven in de Gloria, in de Gloria, in de Gloria, hieperdepiep! Hoera!