Er staat een ezel met zijn baasje op een hele donkere weg. 'Lopen jij! Vort!', zegt zijn baasje. Hij is boos op zijn ezel. Hij duwt en hij trekt. Maar het dier zet geen stap vooruit. Weet je waarom? Weten jullie dat? Nee, hè? Dat pad is hartstikke eng, denkt het ezeltje. Opeens stopt het baasje met trekken en loopt door. 'Jij je zin. Maar ik ga verder. Doei!' Het ezeltje blijft helemaal alleen achter. 'Oh! W-w-wat is dat?! Een kraai kraait. 'Horen jullie dat? Horen jullie dat ook?' 'Bibber ii-aa.' Bang draaft het ezeltje toch maar achter zijn baasje aan. 'Ha, daar ben je weer. Goed zo.' Samen gaan ze verder. Nu hoort het ezeltje weer een ander geluid: Aaaaah, ooooh, auauauauau. 'Het spookt hier', bibbert het ezeltje. 'Ii-aa.' 'Kom op', zegt z'n baasje. 'Da's gewoon de wind.' Ze komen steeds dichter bij het geluid. Wat ligt daar? Iets wits! Het ezeltje wil heel hard wegrennen! 'Ho', zegt zijn baasje. Wil hij nu stoppen!? Precies bij dat spook?! Nee, nog erger. Het baasje loopt naar het spook toe! Wat gek. Zijn baasje praat met het spook.
Stapje voor stapje komt het ezeltje dichterbij. Het is geen spook, maar een man die op de grond ligt. Wat een rare kerel. Je gaat toch niet in je onderbroek langs een donker bospad liggen? Maar dan ziet hij de blauwe plekken, en hij ziet ook bloed! De man is gewond! Zijn geld en kleren zijn gestolen door rovers. Daarna sloegen en trapten ze hem in elkaar. Hij kan niet eens meer lopen, zoveel pijn heeft hij. Rovers, bibbert het ezeltje, die zijn nog erger dan spoken! De gewonde man vertelt dat er wel mensen voorbij zijn gelopen, maar ze lieten hem gewoon liggen. Zonder hem te helpen. Heel slim, denkt het ezeltje, dat gaan wij ook doen! Heel snel wegwezen hier. Zijn baasje houdt hem tegen: 'Waar ga jij naartoe? We kunnen deze man hier niet zomaar laten liggen!' 'M-m-maar s-s-straks pakken de rovers ons ook!' Zijn baasje legt toch zijn jas over de gewonde man. 'Deze man is te zwak om nu te reizen', zegt hij. 'We wachten tot het licht wordt.' 'Ii-aa! O nee!' Bibber bibber. De hele nacht durft het ezeltje geen oog dicht te doen. Zo spannend! Het is zo eng en donker! De volgende morgen dalen ze het steile pad af. Help! Ik glijd uit, denkt het ezeltje. Waarom doen we dit? We kennen deze man niet eens!
Eindelijk komen ze aan bij een herberg. Zijn baasje gaat met de herbergier praten en hij geeft de man twee hele goudstukken. Dat is heel veel geld. Ja, dat is ook lief. Dat is ook heel lief, ja. Dat geeft-ie, zodat de herbergier voor de vreemde man kan zorgen. Voordat de man de herberg ingaat, geeft hij de ezel nog een hele dikke knuffel. Zonder jullie was ik misschien wel dood. De man kijkt zo dankbaar en blij! 'We hebben deze man gered', zegt het ezeltje. 'Ii-aa!' Ik was bang, maar ik ben toch niet weggelopen. Zo, dat heeft het ezeltje wel goed gedaan! Heeft het ezeltje nu wel wat lekkers verdiend? Ja! Wat dan? Hooi. Hooi, gaan we hem lekker hooi geven?