Misschien wil hij ons wel zijn geheim vertellen. Een mannetjeskikker die z'n wangen opblaast om harder te kunnen kwaken. Hij pompt gewoon lucht in z'n keelzak om het geluid te versterken.
Is er nu niemand die luistert? Kwaak-kwaak.
Toch wel. De kikkervrouwen. Daar zit er al een. Ze vindt het heel spannend.
Moet je horen. Klinkt lekker, hè? En ze ziet hem helemaal zitten.
De kikker blijft z'n vrouwtje achtervolgen. Misschien wel dagenlang. Nog even en ze gaat namelijk het water in om haar eieren te leggen. En dan moet hij erbij zijn. Om met zijn zaad de eieren te bevruchten.
Hier is het al gebeurd. Dit is kikkerdril. En de eieren ontwikkelen zich en worden groter. Hoe warmer het water, des te sneller gaat het.
Nog niet veel te herkennen. Maar erg kikkerig ziet het er niet uit.
Nu zit het spartelende wormpje nog in het ei.
Maar zo meteen komt hij eruit. Het lijkt wel een visje.
Geen wonder. Dat is het kenmerkende van amfibieën. Het zijn landdieren die hun kindertijd in het water doorbrengen. Als kikkervisjes. Net als vissen ademen de kleintjes door kieuwen.
En net als vissen eten ze flink wat algen om groot te worden en zich verder te ontwikkelen. Tenslotte moeten ze later echte kikkers worden.
De achterpootjes zijn er al. Het ziet er nog een beetje stom uit, maar je moet ergens beginnen. Hoe gaat het dan verder?
Steeds minder vis en bijna al een kikker.
De voorpootjes zien er al heel behoorlijk uit. Ook van binnen gebeurt er van alles. Er ontstaan longen. Anders kun je geen lucht inademen.
Ook de vissenstaart wordt langzamerhand lastig.
En alles mag nog wel een tikje groener worden.
Zijn we klaar om aan land te gaan? Ja!
Kijk eens aan: oude bekenden. Hé, jongens, zijn jullie er ook al?
Is er geen kroon? Nou ja, geeft niet.