Dit is de reuzepad. Hij komt oorspronkelijk uit Midden- en Zuid Amerika. Padden zijn amfibieën. Amfibieën leven zowel op het land als in het water. De meeste padden zijn landdieren, maar ze zoeken wel graag donkere, vochtige plekjes op.
De kleinste pad is 2 tot 4 centimeter, de reuzenpad kan wel 30 centimeter groot worden!Op de droge huid van de pad zitten honderden kleine wratjes, Deze scheiden een vergif af als de pad wordt aangeraakt. De meeste wratten zitten net achter zijn kop en rond zijn achterpoten. Heel handig, want als een pad gepakt wordt door bijvoorbeeld een hond of een kat, spugen die de pad meteen weer uit.
Het mannetje heeft een grote kwaakblaas onder de kin. Die blaas zorgt ervoor dat het geluid dat hij maakt harder klinkt. Sommige kwaken zijn te horen op een afstand van 1 km!
Padden zijn vleeseters. Ze zijn dol op insecten, wormen en slakken. Om een prooi te pakken gebruiken ze hun kleeftong. De pad steekt zijn tong uit, het lekkere hapje blijft aan de tong kleven en dan haalt de pad zijn tong weer naar binnen.
Mensen vinden het wel fijn dat de pad kleine beestjes eet. Soms hebben mensen last van insecten. In veel warme landen wordt de pad dus uitgezet om die lastige insecten op te eten. De reuzenpad wordt bijvoorbeeld op suikerrietvelden gezet. De pad zelf moet zelf ook uitkijken dat hij niet opgegeten wordt: reigers en roofvogels vinden de pad weer een lekker hapje!
In Nederland zijn alle padden beschermde dieren.-let op: pas als deze beestjes in beeld zijn- De felgekleurde kikkertjes zijn gifkikkers. Kikkers hebben een gladde huid. Ze hebben opvallende kleuren om andere dieren te waarschuwen: pas op: ik ben giftig!