In het midden van Nederland liggen veel rivieren. Daar bestaat de grond uit rivierklei. We noemen dit gebied dan ook het rivierkleigebied. Dit landschap is lang geleden al ontstaan. In een tijd dat er nog geen dijken waren. En rivieren op verschillende manieren invloed hadden op het landschap.
Ze voerden water af, maar verplaatsten daarbij ook grind, zand en slib. Soms meer, soms minder. Afhankelijk van de stroomsnelheid van de rivier. Bij een bocht in een rivier stroomt het water in de buitenbocht sneller dan in de binnenbocht. Het stroomt zo snel dat het daar bodemdeeltjes meeneemt.
De bocht wordt hierdoor steeds groter. In de binnenbocht zakken de bodemdeeltjes door de lagere stroomsnelheid naar beneden. Hierdoor wordt er daar juist grond opgebouwd. Het resultaat is dat de rivier steeds grotere bochten krijgt.
Maar de rivier heeft nog op meer manieren invloed op zijn omgeving. Dat heeft te maken met het wisselende waterpeil. De ene keer staat het water hoog, en dan weer laag. Bij hoog water stroomde de rivier vroeger buiten zijn oevers. Als dat gebeurde, werd de rivier breder. Het water kreeg meer ruimte en ging dus langzamer stromen. Hierdoor zonken de zwaarste deeltjes in het water als eerste naar beneden. Dat is het zand. Slib oftewel klei, is lichter dan zand, en werd langer meegevoerd en zonk daarna pas naar beneden. Slib kwam het verste van de rivier te liggen.
Hoe de rivier stroomde, snel of langzaam, bepaalde dus hoe het landschap er uit is komen te zien. Als het water weer lager kwam te staan, waren oeverwallen en kommen in het landschap te zien. De mensen gingen op de oeverwallen wonen. Hier kwamen ook de akkers en later fruitbomen. De kom was geschikt voor grasland. Maar soms kwam het water zo hoog, dat het huis en het land van de boeren overstroomden. Daarom bouwden de boeren dijken, zodat hun huizen en land voortaan droog zouden blijven. En zo is het rivierkleilandschap ontstaan, met dorpen op de oeverwallen, kommen en de rivier.
De stroming van de rivier heeft het meeste in dit landschap bepaald. Zomers staat de rivier laag, maar in de herfst en het voorjaar kan de rivier buiten haar oevers treden.