Een nieuw collegejaar, een nieuwe lichting studenten. De tijd om nieuwe vrienden te maken. Vrienden voor het leven. Daarom word je lid van het studentencorps. Je ouders zijn welgesteld. Naar eigen zeggen is er alleen plek voor de beste roeiers, de beste toneelspelers, het beste van alles. Hetzelfde slag mensen, jasje dasje naar de toko. Dit wordt de elite van het land. Voordat je lid mag worden word je ontgroend, maar ontgroening is zo makkelijk nog niet. Ik denk dat de ontgroeningen inderdaad weer wat ruiger worden. Tijdens de ontgroening in de zomer liep een student hersenletsel op. Net als in Groningen is er ook in Amsterdam een ontgroening uit de hand gelopen. En soms gaat dat mis. Goed mis. Hoe een ontgroening uit de hand loopt. Het is 1962. Wim Noordhoek moet van zijn vader bij het Amsterdamse corps, op naar de ontgroening.
Het ging heel, heel ruig toe. Ik zie mezelf daar nog, na alle mogelijke procedures, zie ik mezelf op die zolder aanlanden van dat gebouw aan de Sarphatistraat, het was een hele grote zolder en er zaten zo'n 150 jongens met kale koppen, gehurkt. Want staan mocht niet. En dan kreeg je soep. Edwin Rutten, Gerrit Jan Wolffensperger, Willem Wiarda en Michiel Cohen de Lara meldden zich in datzelfde jaar ook bij het corps. Ook zij gaan ontgroend worden. Het was entertainment voor de anderen, voor de commissarissen. Nouja, dan werd je daarin zo'n zeil gezet. Met die touwen werd er af en toe aan een touw getrokken. Maar waarom wij nou bloot waren? Ondertussen liepen die ouderejaars met wandelstokken daar tussendoor en gaven links en rechts een mep. Waardoor die soep over je heen vloog dus binnen de kortste keren was je je kleren kwijt. Er werd aan getrokken. De meesten zaten na een tijdje al met ontbloot bovenlijf. Ontgroenen. Zoek het maar eens op in het woordenboek. Ontgroening: ontdoen van de groenheid. De nieuw aangekomen studenten met allerlei plagerijen, volgens vaste tradities een proeftijd doen ondergaan alvorens ze in de studentenvereniging op te nemen. Eerst worden de feuten ontdaan van hun identiteit: kaalgeschoren, zodat iedereen gelijk is en wanneer de nieuwelingen voor het eerst willen toetreden tot de sociëteit, moeten ze door een klein gat naar binnen kruipen. Ouderejaars besproeien de feuten met bier en duwen de nieuwkomers terug het gat in. Daarna kikkeren, op de hurken zitten en springen. Hoogtepunt van het hele vernederings- is een herstelproces is de zogeheten NIA-nacht, de nacht van de sociëteit Neils Jungwirth Amicitia, waar alle feuten dicht op elkaar gepakt de hele nacht in hun onderbroek kaalgeschoren in een dumpe ruimte zitten. Dat gebeurt ieder jaar en er wordt op z'n gescholden. Door dit alles kruipt een klein jong varkentje dat incontinent is en daardoor die chaos nog wat verder vergroot. Nou ja, ik heb hem dus eigenlijk, ik heb hem deze misschien toen gezien. Ja, maar het is ook niet gering dit. Het is al chaos, maar dan gaat het mis.
Met name omdat 1 van deze lieden van de kroegcommissie in de extase van die nacht, die massa kaalgeschorenen plotseling visueel voor zich zag als een grote groep concentratiekampbewoners en opgewekt riep: nu gaan we Dachautje spelen. Het volgende was: alle Joden naar voren. En ja, toen viel erbij mij iets door mijn hoofd heen. Jezus, wat?! Als Noordhoek het aan zijn vader vertelt, stuurt die een brief naar de krant. Het Amsterdamsch Studenten Corps speelt Dauchautje. Wat is uw oordeel over het op de vloer van een daarvoor veel te kleine kelder - Nee, het was geen kelder pa, het was een zolder - bij elkaar persen van ongeveer 200 groenen. In de hierdoor ontstane verstikkende atmosfeer, ter verhoging van de feestvreugde bleven ramen en deuren dicht, viel menig slachtoffer flauw en werd dan met een emmer water bijgebracht. Opgewekt werd bij een volgende gelegenheid aangekondigd morgen weer fijn Dachautje spelen. Een Groen had de moed tegen deze speelse inval van de preses van de Ontgroeningscommissie te protesteren met de woorden 'Ik wilde liever dat u daar geen grapjes over maakte. Mijn vader is in Dachau gestorven.' Ik heb dat gezegd, niet in Dachau maar in Auschwitz, maar dat heb ik gezegd. Ik herinner me dat ik ben opgestaan en ben weggegaan. Cohen de Lara loopt weg bij de ontgroening, maar weg uit het corps wil hij niet. Cohen de Lara, veel joodsere namen heb je niet. Als ik dit nu ook zie en dat zegt Edwin ook, vind ik het een verschrikkelijke foto en dat wij niet met elkaar en ook toen niemand opgestaan is, dat begrijp ik niet. En als mens aan mij vragen waarom heb je niets gedaan? Ik wilde in het corps en dan liet je gewoon als water langs een eend liet je zo'n opmerking langs je heen gaan. Onze vaderlandse pers heeft de afgelopen week ook z'n handen vol gehad, en wel met het ontgroeningsschandaal bij het Amsterdams Studentencorps. Ik heb hier voor mij liggen de oogst die dit ontgroeningsschandaal aan kopij heeft opgeleverd.
De kranten staan vol met het nieuws. Het bestuur van Presis Salomons komt onder druk te staan. En toen uit de arts kwam een stroom van advies op je af van mensen die jaren geleden een belangrijke rol hadden gespeeld in het corps en nu in banken en bedrijven en de toon aangeven. Wij stonden toen onder ontzettende druk om degenen die ze verder laten gaan, om die uit het koor te gooien en als zondebokken de straat in te sturen. En ik heb me daar toen ontzettend tegen verzet, want wij hebben ze een zekere geschapen als cultuur. En die cultuur ging helemaal wat terug, ook naar de bankiers en de rechters die ons toen met advies voeden. Niet alleen het bestuur wordt onder druk gezet, ook de beledigde groen. Dus kwam ik in een hele grote kamer. Daar zat deze meneer die ik niet kende en er zaten nog twee mensen. En toen werd er gewoon gezegd: ben je van plan aangifte te doen? Ik zat als jongetje alleen, kaal tegenover allerlei mensen, doodsbang ben je dan. En niemand van de Senaat is ooit naar me toe gekomen om hierover te praten. Dat was de NIA-nacht. Dat was het ritueel. Vanmorgen kwam ik toevallig degene tegen die deze uitroep heeft gedaan. Ik zei dat ik vanmiddag dit gesprek had. En dat dit onderwerp zeker ter sprake zou komen. Hij keek mij diep in de ogen, we zaten vlak bij mekaar. Hij zei het is het gruwelijkste, een van de gruwelijkste dagen geweest in mijn leven, misschien wel de gruwelijkste. Hoe het mij ontsnapt is, die opmerking, ik weet het niet. Ik ben helemaal niet en het is het domste. Ik schaam mij diep en je mag dit aan iedereen vertellen. Het laat je zien hoe ver een subcultuur kan afdwalen van zeg maar de normen van de gemeenschap. En ik kijk dus nu ook een beetje met open mond terug op mezelf en mijn makkertjes in 1962. Wat ging er in ons om? Het idee dat ze het altijd zo deden, waarom is dat zo belangrijk? En waarom duurde het zo lang voor wij beseften dat dit niet was wie we wilden zijn of hoe we gezien wilden worden?