Hoe laat sta je morgen op.
Ik zet de wekker om 5 uur. Ik moet nog kranten rondbrengen.
Lekker vroeg.
Hoogste tijd om te slapen. Welterusten.
Welterusten.
Finne?
Lig eens stil. Zo kan ik toch niet slapen.
Ik lig niet lekker. Zo, dat is beter. Timo? Slaap je?
Nu niet meer.
Ik ook niet. Ik kan niet slapen.
Doe je ogen dicht en ga gewoon slapen.
Jij slaapt toch ook niet?
Jij houdt me toch de hele tijd wakker.
Ik zal stil zijn.
Doe dat.
Het lukt niet.
Ga schapen tellen.
Schapen tellen. 1, 2, 3..
Finne, zachtjes.
4, 5..
In je hoofd.
Nu ben ik de tel kwijt.
Finne.
Timo. Die schapen blaten de hele tijd. behh.
Hou op met je gemekker en ga gewoon slapen.
Dat doen geiten mehh.
Finne, ik ben het echt beu. Ik moet morgen voor dag en dauw op hé.
Ik zal muisstil zijn. Piep.
Nu kan ik dus niet meer slapen. Je wordt bedankt.
Wat ga je doen?
Ik ga een beker warme melk maken.
Mag ik er ook een?
Vooruit. Zo welterusten.
Welterusten. Nee niet doen, ga weg.
Finne?
Ik had een hele enge droom. Er zat iemand achter me aan.
Wie?
Ik weet niet. Een griezel. Een zwerver. Hij leek een beetje op jou. Hij veranderde steeds. Eerst had hij stijl haar, toen had hij weer gekruld haar. Hij kwam achter me aan en ik wilde het op een lopen zetten maar ik kon geen stap verzetten. En hij riep en hij snauwde en hij brulde.
Ik ga je pakken!
Dat was zo eng.
Finne, het was maar een nachtmerrie. Je bent hier, je ligt veilig in bed bij mij. Denk gewoon aan leuke dingen. Welterusten.
Welterusten. Dankjewel Timo.
5 uur.