In Zuid-Oost Azië ligt het land Indonesië. Een land dat een belangrijke rol speelt in de geschiedenis van Nederland.
Vanaf 1600 varen Nederlandse schepen naar het land dat dan nog Indië heet. Ze kopen er specerijen zoals peper, foelie, nootmuskaat, en kruidnagels. Deze specerijen zijn in Europa heel duur. Ze worden gebruikt om het eten mee te kruiden, maar ook als geneesmiddel. Op de handelsschepen varen ook soldaten mee. Die moeten ervoor zorgen dat de mensen in Indië doen wat de Nederlanders willen. Want Nederland wil graag de macht in Indië. En die macht wordt steeds groter.
In 1815 wordt Indië officieel deel van Nederland; het wordt een kolonie, een Nederlands overzees gebied. De kolonie krijgt de naam ‘Nederlands-Indië’. De Indische boeren worden nu gedwongen om specerijen, koffie en suiker te verbouwen, producten die in Europa veel geld opleveren. Hierdoor kunnen de boeren minder rijst verbouwen. En minder rijst betekent minder eten.
Rond 1900 zien steeds meer Nederlanders in dat ze hun kolonie niet goed besturen. Er moet veel meer gedaan worden voor Indië en de mensen daar. Ze zorgen daarom dat er beter vervoer komt, en dat er ziekenhuizen gebouwd worden, en scholen.
Steeds meer Nederlanders gaan in Nederlands-Indië wonen en werken. De Nederlanders hebben er mooie grote huizen. En de Indonesiërs zijn hun bedienden. Nederlanders en Indonesiërs leven samen in het zelfde land, maar toch in aparte werelden. ‘Ons Indië’ noemen de Nederlanders het. Dat de Indonesiërs daar heel anders over denken, daar wil Nederland niks van weten. Nederlands-Indië moet gewoon van Nederland blijven...