O, wacht even, ben ik al begonnen? Bon dia, bon tardi, eh goedemi, eh morgen. Ik ben mijn koffer aan het pakken.
Het zit namelijk zo, ik ga op reis. Mijn beste vriend Weesley vroeg me om mee te gaan. Ik hou niet zo van reizen, maar ja, Weesley is dus wel mijn beste vriend. Hij zei: je moet je zwembroek meenemen want we gaan zwemmen.
Ik vroeg waar we heen gingen.
Hij zei: ‘Naar Curaçao’. Ik zei: ‘Wat? Dat is heel erg ver weg!’ Curaçao is een eiland zo ongeveer aan de andere kant van de wereld.
Ik dacht even dat Weesley er helemaal naartoe wilde zwemmen, maar hij zei: ‘Nee, ezel, we gaan vliegen, en we gaan dáár zwemmen, want op Curaçao is het warm. Het is daar altijd zomer, man!’
Ik ben nu dus mijn koffer aan het pakken. Mijn snorkel moet mee, geld, een zonnebril en mijn paspoort anders mag ik het vliegtuig niet in. En ze spreken daar Papiaments, dus dat ben ik aan het oefenen. Kon ta bai, betekent, hoe gaat het? Zouden ze een woord voor pannenkoeken hebben?
Ik ga dus op reis naar Curaçao en ik heb het even nagekeken, het is tien uur vliegen. Tien uur stilzitten in het vliegtuig. Ik kan helemaal niet stilzitten, maar Weesley zei: ‘Als je er bent dan kun je net zo veel bewegen als je wil.
Ik vroeg of er pannenkoeken waren. En weet je wat Weesley zei? ‘De lekkerste van de hele wereld.’ Je moet daar betalen met Nederlands-Antilliaanse guldens, dus ga ik straks even naar de bank om geld te wisselen.
Curaçao is een land dat bij Nederland hoort, daarom spreken de mensen er niet alleen Papiaments maar soms ook Nederlands.
Hé misschien hebben we daar wel familie!
Ik denk het niet, hoor, ik denk dat het te warm is voor mijn familie.
Ow, bijna vergeten: een woordenboek waarin ik woorden op kan zoeken. Eens kijken, eens kijken.