Bij veel sporten gaat het erom wie de snelste is. En we worden steeds sneller. Niet alleen door meer en anders te trainen, zoals krachttraining, maar ook door andere technieken.
Zo zijn veel sporters, en dus ook schaatsers, de laatste jaren op zoek naar manieren om hun luchtweerstand te verkleinen. Schaatsers hebben veel last van luchtweerstand. Als je als schaatser 40 km per uur gaat voel je een flinke wind. Dat is de lucht die je tegen houdt. Net als wind tegen tijdens het fietsen of een flinke woei op het strand.
Als een schaatser vooruit beweegt door lucht, drukt de schaatser de lucht voor zich opzij. Hierdoor ontstaat voor de schaatser een hogedrukgebied. Achter de schaatser komen de luchtstromen niet meer netjes bij elkaar. Dan ontstaat er een lage druk. Het drukverschil tussen de voorkant en de achterkant zorgt ervoor dat er een kracht ontstaat die naar achteren gericht is. Om die kracht kleiner te maken moet het verschil in druk kleiner worden gemaakt. Als de lucht beter langs de schaatser glijdt, langer blijft zitten zeg maar, ontstaat er een minder groot lagedrukgebied. Ook wel zog genoemd.
De vorm van het menselijk lichaam is stomp en er ontstaan veel wervelingen als het met een flinke snelheid door de lucht gaat. Een groot zog. Als je het oppervlak van de sporter verstoort door ribbeltjes of uitstekende puntjes, blijft de lucht als het ware langer kleven aan het lichaam. Hierdoor snijdt het lichaam mooier door de lucht, er ontstaat een kleiner zog en dus minder drukverschil.
Bij testen in een windtunnel bleek dat als je zigzagtape aanbrengt op o.a. de benen en het hoofd van de schaatser dit zijn drukweerstand aanzienlijk verlaagde. En deze techniek leverde de nodige medailles op voor de Nederlandse schaatsers.