IJsbergen in de zee kunnen we drinken. Als je ze laat smelten tenminste. Op aarde is er heel veel water. Jammer genoeg is het meeste daarvan zeewater. Dat is zout en dus niet te drinken. Er is daardoor voor alle mensen op de wereld veel te weinig zoet drinkwater.
Dat is inderdaad wel een groot probleem, ja.
Gelukkig is daar een oplossing voor: de ijsberg. In de zeeën van de Noord- en Zuidpool drijven er genoeg. IJsbergen kunnen wel zo groot zijn als een eiland en zo hoog als flat. In de toekomst kunnen sleepboten die grote ijsbergen gaan ophalen.
Wat een goed idee zeg!
Als je zo’n grote ijsberg zou smelten dan heb je voor een heel jaar genoeg drinkwater voor alle mensen op de wereld.
Uit de zee? Dat geloof je toch zelf niet? Dat is toch bevroren zeewater! Dat is hartstikke zout.
Ach, daar zou u best eens gelijk in kunnen hebben.
Het is echt waar. Je kan een gesmolten ijsberg zo opdrinken. Het is heel schoon zoet water. Een ijsberg bestaat namelijk uit samengeperste sneeuw. Een ijsberg is dus niet zout. Hoewel er zeewater tegen de buitenkant van de ijsberg aan komt, zal het zich nooit met het binnenste van ijsberg vermengen. Hoe ontstaat een ijsberg? IJsbergen komen voor in de zeeën van de Noord en de Zuidpool. Daar valt al duizenden en duizenden jaren sneeuw. Al die sneeuw stapelt elk jaar laag voor laag op elkaar en wordt samengeperst tot dik ijs. Dit noemen we gletsjers; een dikke ijslaag die zwaar genoeg is om over het land naar zee te glijden. Aan de rand van het land breken grote stukken van de gletsjers af en vallen in zee. Zo’n brok ijs in zee noemen we een ijsberg.
Op aarde is er heel veel zout water en maar weinig zoet water. In Nederland hebben we gelukkig veel zoet drinkwater, maar in veel warme landen niet. Die landen zouden wel ijsbergen willen gaan ophalen, maar helaas is dat nog te moeilijk. Tegen de tijd dat de ijsberg er is, is ie al gesmolten.