Koning Willem I was de eerste koning van ons land. Hij werd in 1772 geboren op huis Ten Bosch in Den Haag. Nu woont koningin Beatrix hier.
Willem had een gelukkige jeugd en hij was dol op paard rijden. De vader van Willem was stadhouder. Een stadhouder was geen koning maar toch de belangrijkste man van Nederland.
Maar toen viel het Franse leger van Napoleon ons land aan. De stadhouder moest met zijn gezin naar Engeland vluchten. Napoleon had het nu voor het zeggen in Nederland. Hij wilde de baas worden over heel Europa. Maar dat lukte niet. Napoleon werd verslagen.
De stadhouder was inmiddels gestorven. De Nederlanders wilden heel graag dat zijn zoon Willem terug zou keren naar Nederland. Dat deed hij. In 1813 kwam Willem aan op het strand van Scheveningen. In een koets werd hij naar Den Haag gereden. Het was groot feest.
Willem werd geen stadhouder, zoals zijn voorvaders, maar koning. In Amsterdam werd hij ingehuldigd als koning Willem de eerste. Hij was koning over een groter Nederland dan tegenwoordig. De zuidelijke Nederlanden hoorden erbij. Het gebied dat we nu België noemen. Brussel was de hoofdstad van het grote koninkrijk Nederland.
Onder de Franse bezetting was ons land erg verarmd. De handel had jaren lang stil gelegen. Er was dus werk aan de winkel en koning Willem I ging vol goede moed aan de slag. En hij wist van aanpakken. Hij gaf geld uit eigen zak om fabrieken te bouwen. Er moesten wegen komen. Hij wilde dat de Nederlanders weer handel konden drijven met andere landen.
Er moesten kanalen gegraven worden, want veel goederen werden met schepen vervoerd. Het Noord-Hollands kanaal van Amsterdam naar Den Helder werd het belangrijkste kanaal. Ook zorgde Willem I ervoor dat de spoorwegen werden aangelegd voor een nieuw vervoersmiddel: de stoomtrein. In 1839 reed er voor het eerst een trein tussen Amsterdam en Haarlem.