Ik ga eens een mooi dier voor jou tekenen. Moet jij zo raden wat het is, goed? Ga ik hem een beetje opblazen. Wat voor dier is dit? Een varken! Een varken? Is dit een groot of is dit een klein varken? Klein. Zouden we hem nou kleiner kunnen maken, dit varken, of groter? Ja… kleiner (Over elkaar heen: Hoe kunnen we hem kleiner maken?) en groter. Laat jij eens even zien. Hoe kun je nou dat varken kleiner maken? Dan ga ik hier nog eens even kijken of ik nog zo’n varken kan maken. Hij loopt leeg. Hij loopt leeg? En is het varken nu groter of kleiner geworden? Kleiner. Kleiner. Maar zouden we hem nu ook weer groter kunnen maken. Ja. En hoe dan? Wat zouden we kunnen doen? Zo, jij hebt een heel groot varken. En ik heb een heel (Over elkaar heen: Klein) varken. En waar komt dat door? Waarom is deze nou kleiner dan die? Omdat je die niet heel veel op hebt geblazen en deze wel.