Theo en Melissa versieren een cake.
De chocolade is heel warm.
Daarom is het vloeibaar.
Als het afkoelt, wordt de chocolade hard.
Ik heb geknoeid.
Geeft niks.
Is dat een kwast? Ja, dat is een speciale kwast.
Meer chocolade.
Nog een beetje.
Wat zijn dit?
Schuimpjes.
Hij viel erin. Geef niks.
Het is bijna op.
Het zit allemaal in het midden.
Ik ben klaar.
We hebben taart mee - Oh, hebben jullie taart?
Kijk, Theo en Melissa hebben dit vanmiddag gemaakt.
Ja, hebben wij gemaakt. - Kijk.
Ziet er goed uit.
Wil je het proeven? Ja.
Schep jij maar op. Okay, ik doe het.
Nee, ik.
Nee, ik doe het.
Mij best. Dat stukje is voor jou.
Chocolade. Er zit chocolade op.
En snoepjes. Ook nog snoepjes erop?
Yes. Nice.
Ja. Lekker.
Ik ook. Ik vind deze lekker.