Taal is heel belangrijk als het gaat over racisme en raciale stereotypering in sport. Dat komt ook omdat journalisten, sportjournalisten, graag praten in termen van metaforen. Dus ze vergelijken vaak sporters op een bepaalde manier en ze dichten allemaal eigenschappen toe aan sporters. Wat we zien is dat zwarte sporters bijvoorbeeld relatief vaak worden beschreven als van nature fysiek sterke, snelle sporters. Dat gebeurt deels in taalgebruik, maar soms ook door afbeeldingen. We zien bijvoorbeeld zwarte sporters. Denk aan een sprinter als Usain Bolt in het verleden, die dan worden afgebeeld naast een panter dus naast een dier dus. Daarmee wordt geïmpliceerd dat zwarte sporters een soort dierlijke snelheid hebben. Nou, als je nou kijkt naar witte sporters, daar zien we dat de beschrijvingen over witte sporters veel diverser zijn. Dus daar worden ze vaker beschreven als creatief. Als leiders. Op die manier speelt taal een rol bij ja, bij de sport en bij het ja eigenlijk het vormen van raciale stereotypen. Ja, die gevolgen lijken op het eerste gezicht misschien heel onschuldig, maar toch heeft het wel degelijk gevolgen. Eén van de voorbeelden is dat zwarte sporters die na hun carrière een leiderschapspositie willen vervullen in de sport of een coach willen worden en die ook de diploma's daarvoor hebben, dat zij soms moeite hebben met die stereotypen. Maar ook last hebben in hun carrière van die stereotype. Clubeigenaren zien hun nog vooral als die goede atleet vanwege die associatie met natuurlijke fysieke karakteristieken. En die clubeigenaren, die zien hun niet vooral als een goede leider of een goede manager.