Kijk eens naar deze zwerm insecten.
Het zijn bijen!
En het zijn er niet een paar, maar heel veel.
Bijen wonen in volken.
Maar in een volk is er maar een de baas: de koningin.
De bijenhouder heeft een witte stip op haar rug gezet.
Ze legt eitjes en is de koningin van het bijenvolk.
De andere bijen zijn werkbijen. Ze hebben allemaal een taak.
Mannetjesbijen heten darren, en ze hebben maar een bestaansdoel:
De koningin bevruchten.
De koningin legt tot wel 5000 eitjes per dag in de honingraten.
Uit al die eitjes komen larven, de nieuwe leden van het bijenvolk.
Bijen zijn hardwerkende, goed georganiseerde en nuttige dieren.
Ze vliegen van bloem naar bloem om nectar en stuifmeel te verzamelen.
Dat is hun voedsel en daarmee maken ze ook de honing die wij zo graag eten.
Hier is de koninginnebij met de kleine larven.
Daar komt de werkbij aan.
Zij bouwen de honingraten en zij maken die heerlijke honing!
Het lichaam van een bij bestaat uit de kop, het borststuk en het achterlijf.
Een bij heeft wel vijf ogen, maar kan toch niet zo goed zien.
Met haar mond kan ze bijten en met haar tong kan ze voedsel oplikken of zuigen.
Ze ruikt met de toppen van haar antennes en herkent zo andere bijen, want elk bijenvolk heeft zijn eigen geurtje.
De bij heeft zes poten en twee paar transparante vleugels.
Op haar achterpoten heeft ze kleine deukjes:
een soort mandjes, waarin ze pollen verzamelt.
Aan het eind van het achterlichaam zit een angel met weerhaakjes.
Daarmee kan de bij zichzelf verdedigen, door te steken.
De was waarmee de honingraat wordt gemaakt komt ook uit het achterlijf.
De meeste bijen houden een winterslaap.
Bijen zijn doof, maar gek genoeg kunnen ze toch dansen.
Door dat dansen en door te bewegen brengen ze trillingen voort.
En via die trillingen kunnen ze elkaar iets vertellen:
'Oh, zoek je dat weiland met al die bloemen?'
Door te dansen laten ze anderen zien waar dat weiland precies is.
En nu weten alle bijen waar ze veel nectar kunnen vinden.