Het wilde zwijn is familie van het varken. Hij leeft in het bos, meestal in groepen. Hij heeft vier poten, met hoeven. Die hoeven zitten meestal onder de modder, want wilde zwijnen graven graag in de grond. Ze hebben grote, langwerpige neuzen waarmee ze ruiken. Soms gebruiken ze slagtanden om de grond om te woelen, op zoek naar voedsel. Hij oren zijn klein en staan rechtop. Ze hebben hele kleine ogen. Hun lichamen zijn bedekt met haar, waar je hele goede borstels van kunt maken. Een mannelijk zwijn weegt tot wel 300 kilo en hij is een stoere vent binnen de dierenwereld. Mama is een zeug, papa is een beer en de kinderen noem je biggen. De biggetjes zijn grijs, met zwarte streepjes. Het lijkt wel of ze een pyjama dragen! De eerste twee maanden drinken ze alleen maar moedermelk. Als ze ouder zijn eten wilde zwijnen graag fruit en groenten. Verse komkommers voor de lunch? Nou, graag! Maar ze zijn ook gek op aardappels, paddenstoelen, bessen en kruiden. Soms graven ze een gat, om lekker in te liggen. Ze hebben dan niet eens een kussen nodig. Wilde zwijnen slapen het liefst in een hol. Als het koud is, kruipen ze onder een berg bladeren of stro.