Ruim honderdduizend Joden worden vanuit Nederland gedeporteerd. Slechts 5000 van hen komen uiteindelijk terug uit de kampen. Na de oorlog keren zij terug naar Nederland. Repatriëren heet dat. Maar de hulp uit Nederland komt maar langzaam op gang en het is voor velen een lange reis terug. Via verschillende opvangcentra en kampen. De meeste overlevenden komen uiteindelijk hier aan, op het Centraal Station in Amsterdam. Maar de ontvangst is ijskoud. Er is nauwelijks begrip of aandacht voor het leed dat Joden hebben moeten doorstaan. En dan moeten ze ook nog eens op zoek naar familie en vrienden die net als zij gedeporteerd zijn of ondergedoken hebben gezeten. En de grote vraag is wie heeft het overleefd en waar zijn ze? Sommige Joden plaatsen advertenties in de krant of gaan soms dagen achtereen naar het station om te informeren. Bijna altijd tevergeefs. Op Joodse Raad kaarten zoals deze houdt het Rode Kruis bij wat er met de Joden gebeurd is. Van de Joden die terugkomen zijn velen hun huis en spullen kwijt. Joden voelen zich niet meer thuis in een land waar zo weinig begrip is voor hun situatie en waar familie en vrienden niet meer leven. En ze zijn ook bang voor nog meer haat en vervolging. Daarom vertrekken honderden Joden naar het buitenland, naar Amerika, Canada en Palestina, dat later Israël zou worden. In de eerste jaren na de oorlog herdenken Joden binnen hun eigen gemeenschap. Pas vanaf de jaren zestig komt er meer aandacht voor de Holocaust. Steeds meer gruwelverhalen komen naar boven en daders worden berecht. Tegenwoordig herdenken we in Nederland jaarlijks de slachtoffers van de Holocaust. En misschien ken je deze wel. Dit is een struikelsteen. Overal in Nederland liggen deze stenen voor de huizen van vermoorde Joden. Ter nagedachtenis.