Ver voor onze jaartelling leven de mensen als jagers en verzamelaars. Ze jagen op dieren en zoeken bessen om van te leven. Rond 11.000 voor Christus verandert dat: ze gaan voedsel verbouwen. Daardoor hoeven ze niet langer rond te trekken, maar kunnen ze op één plek wonen. Dit is de landbouwrevolutie, of neolithische revolutie. De eerste mensen die zich vestigen doen dat in de “vruchtbare sikkel”, daar waar nu landen als Irak, Syrië en Egypte liggen. Naast het verbouwen van gewassen gaan mensen ook dieren houden. Ze gaan bij elkaar wonen en er worden regels opgesteld. Zo ontstaat de agrarische samenleving. Sommige nederzettingen worden dorpen en groeien later uit tot de eerste steden.