Amsterdam laat in 1648 een nieuw stadhuis bouwen dat moet passen bij de status van de stad. We kennen het nu als het Paleis op de Dam. Het stadhuis van Amsterdam werd in de zeventiende eeuw wel het achtste wereldwonder genoemd. 13.659 Noorse sparren werden in de slappe bodem geslagen om deze kolossale constructie te kunnen dragen. Tot ver in de negentiende eeuw was dit het grootste niet kerkelijke gebouw van de westerse wereld. Groter en protserige dan het paleis van Versailles in die tijd en toch niet gebouwd voor of door een machtige koning. Hier zetelt een stadsbestuur dat hand in hand gaat met de machtige VOC en WIC, met koloniale bezittingen die zich uitstrekken van Indonesië tot New York en van Chili tot Japan. De pure macht en rijkdom waar dit gebouw symbool voor staat, is een doorn in het oog van alle omliggende koninkrijken. Wie goed kijkt naar alle versieringen, beeldhouwwerk, de ornamenten, de met marmer ingelegde vloeren, ziet maar één boodschap: dit stadhuis is van ons, van de burgers van Amsterdam. En wij Amsterdammers zijn het centrum van de wereld.