In de zestiende en zeventiende eeuw groeit de vraag naar brandstof in de Hollandse steden. En de oplossing die wordt hier gezocht, bij de hoogveengebieden in het noordoosten van ons land. Er wordt op grote schaal turf gewonnen. Die turf wordt vervoerd via het water en daarvoor worden lange kanalen gegraven. Langs die kanalen komen weer zijvaarten. Zo kan men dieper met de boot het veengebied in. Omdat die turfvaarten rechtstreeks op het kanaal uitkomen, moeten er veel bruggen worden gebouwd. Zo ontstaan kenmerkende dorpen in de veenkoloniën. Lange lintdorpen langs een kanaal met honderden bruggen en vaarten.
Het afgraven van veen dat is heel zwaar werk, maar er komen hier honderden mensen naartoe om dat werk te doen. Dat geeft een enorme impuls aan de ontwikkeling van de industrie in dit gebied.
Nadat al het veen is afgegraven wordt de bonk aarde of bolster terug gebonkt. Dat houdt in dat de bovenste ongebruikte veen laag wordt gemengd met zandgrond. En zo ontstaat een goede grond om landbouw op te bedrijven. Kanalen worden dichtgegooid en vooral tijdens de grote ruilverkaveling in de jaren tachtig van de vorige eeuw, gaat een deel van het unieke veenkolonielandschap verloren.
Gelukkig zijn er plekken waar het oorspronkelijke landschap er gewoon nog is, zoals hier in Annerveenschekanaal. Het is in 2009 dan ook uitgeroepen tot beschermd dorpsgezicht. En zeg nu zelf, dit is toch prachtig?