In de Middeleeuwen maken goudsmeden in opdracht van de machthebbers gouden en zilveren munten om de ruilhandel te vergemakkelijken. Zij worden experts in het beoordelen van de waarde en gaan het geld opslaan in hun kluizen. De eigenaars krijgen dan een papier waarop de intrinsieke waarde vermeld staat. Omdat het onhandig is een groot gewicht aan edelmetaal te verslepen en link om onder je matras te stoppen, gaan de mensen elkaar betalen met die wisselbrieven. En omdat de goudsmeden met een voorraad edelmetaal blijven zitten in hun kluis, gaan ze dit uitlenen. Hieruit ontstaan de eerste banken.
Op moment dat je de waarde van het geld helemaal laat los trillen van de oorspronkelijke materiële waarde, dan heb je het over fiduciair geld, dus dat bestaat niet meer. Hè, dus eigenlijk denkbeeldig geld zou je kunnen denken. Het enige wat ons geld waarde geeft is het idee dat we onze Overheid kunnen vertrouwen. Dat die niet veel meer gaat produceren van het geld dan er nodig is, want iedereen met spaargeld, die wordt arm. Nou, dat gevoel, hè, dat is de laatste jaren wel opgekomen, met die rare toestand rond de financiële crisis hè, al die bellen die geblazen zijn door de financiële markten, die ontploft zijn, die geknapt zijn. Die hebben ervoor gezorgd dat mensen minder vertrouwen hebben in het geld van de Overheid, van de banken, en misschien meer vertrouwen krijgen in het geld van onze voorvoorvoorouders, de Middeleeuwers hè, de heksenverbranders. Dat, daar was het toch eigenlijk niet zo’n slecht idee. Dus ik snap wel dat gevoel. Ik denk alleen dat het in de moderne economie al gebaseerd op een gouden standaard, dat dat vragen om problemen is en ook niet nodig.
Er is kritiek op de rol van de Nederlandse Bank, DNB, want het is haar taak om te zorgen voor financiële stabiliteit en daarmee een bijdrage te leveren aan de welvaart in Nederland. Het toezicht op de banken in Nederland is dan ook in handen van DNB.
Het kan misgaan wanneer er te riskante kredieten worden verstrekt die vervolgens niet worden terugbetaald. Wij proberen daar op toe te zien, dus wij proberen zo goed mogelijk met de bank mee te kijken om te kijken of zij die risico’s die ze inherent aangaan, want die moeten ze aangaan, kredietverlening is per definitie risicovol, maar dat moet ook, daar is op zich niks mis mee. Wij proberen mee te kijken of ze die risico’s goed kunnen beheersen. Maar wij moeten er in ieder geval op toezien dat de toevertrouwde middelen van het publiek, dus de deposito’s, de spaargelden, dat die veilig zijn en dat die ten allen tijde kunnen worden terugbetaald. Als wij ingrijpen, dan kunnen wij vooral het management van de bank erop aanspreken dat ze een ander beleid moeten voeren. Wij kunnen ze dwingen om extra kapitaal aan te trekken, wij kunnen ze dwingen om de risico’s zo snel mogelijk in een portefeuille af te bouwen. Ja, en als helemaal niets helpt, dan is de ultieme sanctie is dat we de vergunning kunnen intrekken en dat betekent dat we dan tegen die bank zeggen: “u mag geen bank meer zijn en u mag geen middelen meer aantrekken van het publiek”.