Wat ik het allerliefste wil?
Dat ik een echte dino had!
Dan mag hij slapen in mijn bed,
we gaan samen in het bad.
Als ik ga rijden op zijn rug
dan ben ik hoger dan ons huis.
En na een rondje door het park
brengt mijn dino me weer thuis.
Ik neem mijn dino mee naar school,
en hij zit naast me in de klas.
We spelen samen in de tuin,
lekker rollen in het gras.
Maar mama vindt dat het niet kan,
zo’n grote dino in de straat.
En weet je wat ze heeft gezegd?
Dat een dino niet bestaat!
Misschien heeft mama wel gelijk.
Want echte dino’s zijn heel groot.
Hij zou niet passen in mijn bed,
en niet passen op mijn schoot.
Ze zijn te groot voor onze tuin.
Dan zou het gras bedorven zijn.
… Dus is het eigenlijk maar goed
dat ze uitgestorven zijn.