We zijn in Nederland dol op de apostrof, het leesteken dat aangeeft dat iets weggelaten is.
Zo dol, dat we dit weglatingsteken nogal eens verkeerd inzetten, vooral wanneer de bezits-s aan een woord geplakt wordt.
Daarom vandaag voor eens en voor altijd een antwoord op de vraag: wanneer schrijf je een s vast aan een woord en wanneer gebruik je een apostrof?
De basisregel is heel simpel: je schrijft de -s in principe altijd vast aan het grondwoord. Dus: moeders tas, Miekes bureau, Bordeauxs burgemeester, Disneys animaties en Aimés appartement.
Er zijn twee uitzonderingen:
1 : eindigt het woord op één lange klinker zonder accent, dan gebruiken we een apostrof. Dus: Hanna’s auto en Romeo’s motor.
2: eindigt het woord op een sisklant, dan plaatsen we ook een apostrof maar dan zonder bezits -s natuurlijk. Dus: Marquez’ roman, McDonald’s’ hamburgers en Battus’ boek.
Onthoud daarom: is de klinker lang of hoor je een sis, apostrof it is!