In deze tijd van optimale informatie uitwisseling via social media is digitale veiligheid een hot issue. Ook voor de overheid. Zo houdt de cyber security raad, een onderdeel van het ministerie van Defensie, zich bezig met de aanpak van ICT dreigingen. Ronald Prins is directeur van een IT beveiligingsbedrijf dat veel voor de overheid werkt. Wat wij voor de overheid doen is vooral de bescherming van de staatsgeheimen. Elk land heeft informatie, als dat uit zou lekken zou dat de belangen van de staat schenden. Dat zijn bijvoorbeeld de gesprekken tussen ministers als via mobieltje plaatsvindt, maar ook de verbindingen tussen ambassades en het ministerie van Buitenlandse zaken. Juist steeds meer in die plekken waar die vitale functies zijn, daar komt ook steeds meer internet naar binnen. Dus we zitten nu al sluizen te bedienen via het internet. Daarmee komen ook steeds meer risico's naar boven en daar zit wel een probleem uiteindelijk. Het moet niet zo zijn dat iemand vanaf zijn laptop in Nederland ons onder water kan zetten natuurlijk. Je hebt continu een team mensen nodig die op je netwerk zit te kijken van kloppen al die verbindingen nog wel en de pakketjes die heen en weer gaan. Of zitten daar misschien wel pakketjes tussen van mensen die hier proberen in te breken. Wat wij doen is eigenlijk met hackers andere hackers proberen op te sporen. Dat digitale speelveld wordt ook een militair terrein. Je ziet dat er een verandering komt, van je hoeft niet meer met het vliegtuig erheen te gaan, je gaat achter je laptop zitten, je programmeert een virus, dat laat je los. Maar je kan ook voorstellen dat een land, een echt ander land wil gaan bezetten, dat het misschien zinvol is dat je de bruggen kan overnemen van je vijand, zodat die iets heel snel kan mobiliseren. Als die bruggen ook via het internet bediend worden, dan is dat ook een plek waar straks cybersoldaten vechten met elkaar.