De panda wordt ook wel de bamboebeer genoemd. Geen vreemde naam want hij leeft in bamboebossen en eet veel bamboe. De officiële naam van de panda is reuzenpanda. Het meest opvallende aan de panda is zijn zwart-witte vacht en die is bij iedere panda hetzelfde. Zijn kop is wit, met grote zwarte vlekken rond de ogen, zwarte oren en een zwarte neus. Zijn lijf is wit met een zwarte band over de schouders die doorloopt naar de zwarte voorpoten. En ook zijn achterpoten zijn zwart. De vacht is dik en waterdicht, zodat de panda goed tegen de kou kan. Zijn voorpoten zijn bijzonder. Aan iedere voorpoot heeft hij namelijk een soort extra duim. En met deze duim kan hij het eten vastpakken, net zoals wij eigenlijk. Alleen heeft de panda daarnaast nog vijf vingers. In totaal zes dus. De panda is een echt roofdier. Maar dat is aan zijn gebit niet te zien. Het is namelijk niet gemaakt om vlees te knippen maar om planten te vermalen. Ook heeft hij enorm sterke kauwspieren. Dat gebit en die kauwspieren heeft hij nodig om bamboe mee te vermalen. De reuzenpanda eet meestal bamboebladeren, bamboescheuten en bamboestengels. Hij is soms wel veertien uur aan het eten en kan dan wel 60 kilo bamboe op. De reuzenpanda leeft meestal in zijn eentje. Alleen in maart en april als het paartijd is zoeken mannetjes en vrouwtjes elkaar op. Ze worden onrustig en maken veel geluid. Na een dag of vier gaan het mannetje en vrouwtje weer uit elkaar. Als alles goed gaat wordt er na een draagtijd van ongeveer 5 maanden een jong geboren. Het jong komt kaal en blind ter wereld. Maar zijn staart is al best lang. Met zijn vijftien centimeter weegt hij niet meer dan een appel. Door de moedermelk groeit het pandajong flink. Na tien dagen weegt het jong al vier keer zo veel. Als het jong ongeveer een jaar oud is gaat hij bamboe eten. En als ze vijf of zes jaar zijn is de panda volwassen. En kan de vrouwtjespanda zelf jongen krijgen. In het wild leven er nog maar 16.000 reuzenpanda’s. En die leven bijna allemaal in de 62 pandareservaten in China. Het nadeel is dat de verschillende reservaten niet op elkaar aansluiten. De panda’s kunnen dus niet van het ene reservaat naar het andere. Omdat ze niet makkelijk met elkaar in contact kunnen komen worden er steeds minder jonge panda’s geboren. Door de aanleg van spoorlijnen en wegen worden de leefgebieden van de panda’s ook kleiner. En dat terwijl de panda juist veel ruimte en rust nodig heeft. Door dit alles wordt de panda met uitsterven bedreigd.