Ongeveer 70 jaar geleden vielen de Duitsers onder leiding van Hitler Nederland binnen. We gaan terug in de tijd en op dit tijdlint kun je zien hoe ver terug: 70 jaar. Elk blok is 10 jaar, dus we gaan 7 blokken terug in de tijd, naar de tijd waarin Marianne voor het eerst hoort van de Jeugdstorm.
“Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engeland varen? Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken…Wat een stom liedje eigenlijk: Wie gaat er mee naar Engeland varen! Het is daar hartstikke gevaarlijk.”
“Ja, het zijn sukkels, ze vechten tegen Hitler, Hitler gaat toch winnen!”
“Ik ga straks gymmen in het park.”
“Maar zo is het speeltijd.”
“Bij de Jeugdstorm gingen we elke dinsdag wel tot 10 uur ’s avonds en vandaag gaan we marcheren.”
“Gymmen, dat wil ik ook wel!”
“Ik vind deze ook leuk.”
“Wat heb jij een saai nichtje, Marianne! Mijn vader zegt dat lezen iets is voor Socialisten en voor Joden.”
“Socialisten, wat zijn dat?”
“Hetzelfde als Joden denk ik.”
“Mijn vader vond het heel goed toen juffrouw Abrahams van school moest, hij zei, dat Joden hun eigen volk moesten lastigvallen. Joden horen hier niet.”
“Maar ik vond juffrouw Abrahams best aardig.”
“Ja, maar ze was wel joods.”
“Hé, het is al kwart voor 8, zo is het spertijd, naar binnen!”
“Anders kom je bij de Jeugdstorm!”
“Ja! Ik vraag het aan moeder.”
“En je saaie nichtje ook!”
“Nou, drie, gewonnen hè.”
“Wat een stom spel.”
“Nou, je kan gewoon niet tegen je verlies!”
“Ik vind het gewoon stom dat we niet naar buiten mogen, het is nog licht!”
“Het is spertijd Marianne, niemand gaat naar buiten.”
“Wat dan wel, bij de Jeugdstorm kun je gymmen na spertijd! Waarom mag ik niet bij de Jeugdstorm?”
“Lieverd, jij mag, jij gaat niet bij de Jeugdstorm!”
“Hé, laat eens kijken. Och ja, die is wel heel erg uitgegroeid. Ik doe het nu wel effe.”
“Ze was wel erg boos.”
“Ja. Misschien moeten we het zelf vertellen.”
“Liefste Marianne, het is niet leuk hier in Duitsland, maar maak je over mij geen zorgen. Ik mis jou en je moeder elke dag. Wil je een beetje op haar letten? Doe je best op school, luister goed naar moeder en doe altijd wat ze zegt. Liefs en tot snel wederziens, papa.”
“Lukt het?”
“Een beetje. Wanneer denk je dat ik weer iets van mijn ouders hoor?”
“Nou goh, het spijt me, ik weet het echt niet.”
“Rachel, wat is dit? Wat zijn jullie aan het doen?”
“Marianne, we moeten je iets vertellen wat heel belangrijk is en wat je echt nooit, maar dan ook helemaal nooit aan iemand mag zeggen.”
“Ik heet Rachel en ik ben niet je nichtje.”
“Rachel is joods. Ze heeft een vals persoonsbewijs.”
“En ik ben dus niet blond.”
“Weet vader hiervan?”
“Ja.”
“Waar zijn je ouders?”
“Mijn ouders zitten in Yupasara.”
“Ze weten niet waar haar ouders zijn. En ze weten ook niet, dat Rachel hier is.”
“Blijf me alsjeblieft Maartje noemen.”
“Ja, we moeten Maartje blijven zeggen. En pas op voor Martha, want haar ouders zijn bij de NSB en als die erachter komen dat Maartje Joods is, dan zijn we ons leven niet zeker.”
“En ik wilde nog wel bij de Jeugdstorm!”
“Goedenavond, mevrouw Van Veen. Ja, ik heb begrepen, dat uw dochter Marianne zich bij de Jeugdstorm wil aansluiten.”
“Oh nee, dat moet een misverstand zijn.”
“Ach, wat vervelend. Een misverstand.”
“Ja, ik heb Marianne daar nog nooit over gehoord, over de Jeugdstorm.”
“Misschien was het uw nichtje? U heeft toch een nichtje te logeren? Ja, dat vertelde mijn dochter Martha. Hoe heet uw nichtje?”
“Maartje.”
“Maartje, een mooie naam. Is dat van uw kant van de familie?”
“Ik heb water opstaan, het komt nu heel slecht uit. Ik wil graag een andere keer.”
“Ach ja, nou, ik kom zeker nog wel eens terug en dan kan ik u alles vertellen over onze mooie beweging en hoe uw dochter kan bijdragen aan de toekomst van ons volk. Het zal uw nichtje ook zeker interesseren. Tot ziens, juffrouw Van Veen.”
“Maartje kan hier niet langer blijven.”
“Ik heb een idee.”
“Ik wist dat ik op jullie kon rekenen meiden! Je vader werkt al voor de Führer in Duitsland! En nu doen jullie hier je plicht voor het Vaderland. Goed dat jij er ook bent, en dan te bedenken, dat we nog heel even dachten dat jij een jodinnetje was hè. Ja, en daar gaan we weer! Heel goed!”