Het leven van vroeger lijkt zo dichtbij
Ik voel nog de trots van de koopvaardij
Al varend door een Amsterdamse gracht
Waar eeuwen geleden de VOC terugkwam met suiker, kaneel en thee
En onze hoofdstad roem en rijkdom bracht
Je ruikt haast de geur nog van koffie en kruiden
Je hoort de geluiden van hebberigheid
Waar heren hun beurzen vol muntstukken stouwden
Een stadspaleis bouwden
Een gouden tijd
Een speeltuin voor de rijken, tot de Gouden Eeuw verdween
En nu, nu zijn de grachten echt van iedereen
De Amsterdamse grachten zijn van iedereen
Van de ras-Amsterdammer en de toerist
Van de zuiplap die 's nachts in het water pist
Van de jonge student en de baas van de bank
Van Ramses en Hazes en van Anne Frank
Van de eendjes en de opa's die strooien met brood
Van de sjofelste sloep tot de prachtigste boot
Van de zwerver die sloom sigaretjes bietst
Van de schoolklas die rondvaart of waterfietst
Daar hoor je als homo of spits van Oranje
Het jubelen van je publiek langs de kant
En rond Koningsdag, aan het eind van april, klinkt daar het gegil
Van het hele land
Kom kijken op een zomerdag
Dan zie je het meteen
De Amsterdamse grachten zijn van iedereen
De Amsterdamse grachten zijn van iedereen
Maar toen jij 's nachts daar op de brug 'ik hou zo van je' zei
Toen was de gracht heel eventjes
Alleen van jou en mij