Archeologen geven nooit op. Zelfs in hun dromen niet.
Edward Thompson, een groot... Hallo? Ja, Edward Thompson zocht een legendarische bron van de Maya’s
Hij trok zich niks aan van de muggen en de enorme slangen en doorzocht de hele jungle. Toen hij de bron vond raapte hij al zijn moed bij elkaar…En sprong.
Hallo? Meneer Thompson? Het bleef lang stil.
Tot plotseling…Meneer Thompson had alles opgegeven voor zijn droom. Maar het was het allemaal waard. Maar dit is nog niks vergeleken met Heinrich Schliemann.
Niemand wilde hem geloven. Hij zocht de beroemde stad Troje. Die bestond tot het jaar 1200 voor Christus.
Hij vond een stad die Troje heette. Maar die was veel later gebouwd. Geen probleem voor Schliemann. Hij rolde zijn mouwen op. En bleef graven. Onder de grond stuitte hij op nog een stad. Dit Troje was ouder. Maar helaas niet oud genoeg. Wat nu? Hij deed wat elke degelijke archeoloog zou doen? Hij haalde diep adem, gaf zichzelf een schop onder zijn kond. En groef verder
Deze keer was het raak. Een schat met zilver en goud wachtte op hem. Supertoll! Maar de meest volhardende archeoloog was Howard Carter. Hij heeft zes jaar lang gegraven. Hij liet zich niet kisten door een temperatuur van 40 graden. En hij was niet bang voor gevaarlijke schorpioenen. Hij gaf niet op. Zelfs een horde grafrovers hield hem niet tegen. Hij was slim en vond manieren om zichzelf te verdedigen. Wat hij onderweg ook tegenkwam. Hij verloor nooit zijn doel uit het oog
En bleef graven. Werd hij daar uiteindelijk voor beloond? Reken maar! Hij vond het graf van Toetanchamon! Het was de grootste en mooiste vondst in heel Egypte. Een echte archeoloog houdt van uitdagingen. Hoe groter, hoe beter.