In de IJstijd, zo 90.000 jaar geleden, was het Noorden van Europa helemaal met ijs bedekt. Met dat ijs kwamen ook veel zand en stenen uit Noorwegen en Zweden mee. Toen dat ijs na duizenden jaren smolt, bleven de stenen liggen.
We noemen die stenen, zwerfkeien. Met die enorme stenen bouwden de Hunebedbouwers hun graven. Maar hoe deden ze dat? Precies weten we het niet, want de Hunebedbouwers hebben het niet opgeschreven. Maar we denken, dat het zo ging: Eerst moesten de zwerfkeien op de goede plek komen. Waarschijnlijk gebeurde dat in de winter als de grond hard was, dan konden de Hunebedbouwers met boomstammen, touw en ossen de stenen vervoeren.
Er werd een heuveltje van zand gemaakt. Daar werd dan een rij stenen tegenaan gezet. En tegen die stenen maakten de bouwers een helling van zand. Daar sleepten ze grote, platte stenen overheen. Dat was dan het dak. Het zand werd tussen de stenen weggehaald en daarna dekten ze het hele hunebed met aarde af. Het graf was klaar en het leek nu gewoon op een zandheuvel.
Er is in Nederland nog één hunebed teruggevonden zoals dat oorspronkelijk was. Het bouwen van zo'n hunebed was een karwei waar wel 200 mensen zo'n 3 maanden mee bezig waren. We hebben zo'n zwerfkei vervoerd op de manier zoals wij denken, dat de Hunebedbouwers dat deden. En je ziet: dat valt niet mee! Het grootste hunebed van Nederland ligt hier, in Borger. De zwaarste steen weegt 23.000 kilo. Probeer die maar eens op te tillen!