De T en de I. Goed zijn wij hé.
Hé Tommie en Ieniemienie, zitten jullie hier.
Hé Frank. Kom eens kijken.
Wat zijn jullie aan het doen?
Wij kunnen letters schrijven met blokken.
Kijk maar.
Heeft Tommie bedacht.
Dat heb ik bedacht.
Dat is de T van Tommie. Wat knap.
En kijk hier.
Dat is de I van Ienie. Jullie kunnen letters maken.
Goed zijn wij hé?
Wacht, dat kan ik ook. Ik ga mijn letter maken. Kijken of ik dat kan. Deze zo en deze zo. En die zo en die zo. Zo heb ik de F van Frank. Kan je ook de S van Sien?
Kan je dat?
Nee de S van Sien is een letter met bochtjes, dat is een slangetjes letter. Eens even kijken. Dan doe ik deze hier en die zo. Dan doe ik die zo en doe ik die zo en doe ik die zo.
Maar Frank, dat is toch geen slangetje?
Het is wel de S van Sien.
Ja, ja. En de E van Elvan?
De E van Elvan. Eens even kijken. Kijken of we nog genoeg blokken hebben om de E van Elvan te maken. Deze zo en dan deze en dan deze en dan deze.
Dat is gewoon weer de F van Frank.
Ik ben ook nog niet klaar. En dan deze.
Hé ja!
De E van Elvan.
Wat zijn wij goed.
Wat goed.
Maar jongens, ik zie nog iets anders. We hebben niet alleen de letters van onze namen gemaakt. De F van Frank, de I van Ieniemienie, de E van Elvan, de T van Tommie en de S van Sien. Als je ze achter elkaar leest hebben we een woord gemaakt.
Echt waar?
Wat dan? F, i, e, t, s, fiets. We hebben het woord fiets gemaakt.
Wat knap van jou!
Wij zijn knap!
Wat zijn wij goed!
Wij kunnen schrijven! Oh lieve hemel, ik zou met Lot gaan fietsen. Ben ik helemaal vergeten. Doei jongens, tot straks!
Een echt woord met blokken.
Mooi hé?