Aan de dode bomen en het stromende water bij dit rustige meer kun je zien dat hier in de buurt bevers wonen. Daar komt de eerste bever al tevoorschijn. Als hij de indringers ziet, klapt hij met zijn staart op het water. Dat spat!
Dit is het huis van de bevers. Dat heet een ‘burcht’. Het is gemaakt van stenen, grind, modder en takken. Het is een stevig bouwwerk dat zelfs tegen grote dieren bestand is. Als bevers een burcht bouwen, maken ze eerst van dikke takken een dam in de rivier. Het water kan niet verder en stroomt over het omliggende land heen. De bomen verdorren en gaan dood. Op de dode bomen komen veel vogels af, want die kunnen er makkelijk een holletje voor hun nest in maken.
Kijk eens wat de bever met zijn tanden gedaan heeft! Hij kan zelfs grote bomen vellen. Daarmee zet hij de dam open en dicht, zodat de ingang van de burcht altijd onder water blijft.
Bevers hebben hout nodig om te bouwen, maar ook om te eten. Moeder en zoon zitten al aan tafel. Maar waar blijft vader nou? Even later zit de hele familie gezellig te knagen. Bevers eten voornamelijk boomschors, het liefst van espen.
In zo’n poeltje leeft altijd maar één beverfamilie. Bevers zijn ‘s avonds en rond middernacht op hun actiefst. Ze kunnen heel lang onder water blijven.
In de herfst versterken bevers hun huis met nieuwe takken en modder om het warm en knus te maken. En ze verzamelen voedsel voor hun wintervoorraad.