“Nederland is een klein land met een bevolking van vele miljoenen. En al die mensen hebben hun eigen kleine zorgen. Hun eigen kleine lasten te dragen.”
“De jaren 50 waren vreselijk arm. Ja, er waren natuurlijk wel een paar mensen die er geen last van hadden. Maar de grote massa was arm. Eigenlijk was voor iedereen dat je ontzettend moest rekenen. Eind januari was het ergste van alles. Want dan had je de Kerstdagen gehad en dan kreeg je je salaris voor de Kerstdagen. En dan was het veel te vroeg op, natuurlijk. Ja, dat herinner ik me nog heel goed. Vreselijk was het.”
“Heel lang nog na de oorlog werden we op rantsoen gezet. We kregen voedselbonnen. Kledingbonnen. Als er al stroom was en huishoudens al waren aangesloten op elektriciteit...dan mochten we maar zoveel uur afnemen. En dat betekende dat je heel veel moest plannen. En dat... Ja, al die reguleringen, eigenlijk...dus op rantsoen je eten...of je andere, je stoffen, of kleding...dat werd allemaal bepaald door de overheid. We moesten het land opbouwen. Daar had iedereen een rol in. En dat betekende dat er lage lonen waren. Er was een lagelonenpolitiek. En er werd heel veel geinvesteerd in de economie en in de industrie. Om het land sterker te maken. Tot in 1964 werden gewoon de lonen en de prijs door de overheid bepaald. En daar had je het mee te doen.”
In het land neemt het enthousiasme voor de Amerikaanse consumptiemaatschappij toe. Veel Zaanse bedrijven gaan hun licht opsteken in 't land van de toekomst. In de jaren 50 ging Albert Heijn naar Amerika om te kijken naar de overgang van de zelfbediening naar de supermarkt. Hoe doen ze dat daar?
“Mijn man was verkoopleider bij Albert Heijn. En de Albert Heijners die ermee te maken hadden van de inkoop en verkoop, die werden naar Amerika gestuurd om marketing te leren. Hier is nog een visitekaartje van mijn man. En dit is het visitekaartje dat meeging naar Amerika. 'C. Govers, assistant tot he president.' Hij was geweldig enthousiast. Amerika, dat was het helemaal. Daar deden ze het pas goed. Daar hebben ze allemaal een auto. En er zijn grote parkeerterreinen bij de supermarts. Daar kunnen ze dan hun auto kwijt. Ze kunnen het boodschappenwagentje volladen en in de auto zetten. Ja, dat kan hier allemaal niet. Iedereen gaat hier nog op de fiets. Dus het waren eigenlijk hele grote veranderingen die er in de maatschappij moesten plaatsvinden. Niet alleen in de winkels, de maatschappij moest, ging ook helemaal anders worden. Ja, ik weet niet of we daar nu nog zo blij mee zijn. Maar toen was Amerika natuurlijk toch HET voorbeeld. Er kwam iedere keer wat meer luxe. Langzamerhand kon je weer ademhalen. Je was eigenlijk die eerste jaren gekneveld door die armoede.”