Mozes is een herder. Hij loopt met zijn geiten door de woestijn. Dan ziet hij een brandende struik. Maar de struik verbrandt niet, hij blijft groen. Dan hoort hij de stem van God.
Er is een herder, Mozes. Hij woont met zijn kudde in de woestijn. Eén geit blijft altijd dicht bij hem: Omaatje Mekker. Ze geeft zijn staf een kopstootje. Mehh. Mozes zucht: Ja, Omaatje, ik voel me weer verdrietig. Ik moet weer denken aan mijn familie. Mozes' familie woont ver weg. In Egypte. En ze wonen daar niet als gewone mensen, maar als slaven. Slaven hebben het heel moeilijk. Ze moeten keihard werken en mogen nooit weg. Ik ben hier vrij, zegt Mozes, Maar mijn familie is slaaf! Lieve Mekker, wat kan ik nou voor ze doen? Ik ben maar een geitenherder met een houten staf.
Meeeeh! roept Oma Mekker ineens bang. Mozes kijkt rond. Er staat een struik in brand. Dat gebeurt wel vaker in de woestijn, het is er zo heet! Mmmm, vreemd: ik zie wel vlammen, maar de blaadjes worden niet zwart. Vuur maakt alles kapot. Maar deze struik blijft sappig groen!
Plotseling hoort Mozes een stem. 'Mozes,' zegt de stem, 'Ik ben het, God. De God die alles heeft gemaakt, ook het vuur in deze struik.' De stem van God? Mozes gelooft zijn oren niet. 'Mozes,' hoort hij dan duidelijk. 'Ik, God, Ik hou van jouw familie. Ik ga ze redden en ook alle mensen die bij ze horen. En jij gaat mij helpen.'
Ik? Mozes is verbaasd. 'Ja, ga naar Egypte. Zeg tegen jouw volk dat ze met jou weg mogen.' Dat geloven ze nooit, zegt Mozes. 'Jawel hoor, gooi maar eens je staf op de grond,' zegt God. Mozes doet het. Wat!? De staf wordt een slang! Whah! Mozes wil heel hard wegrennen. Nee, zegt God. Grijp hem bij z'n staart! Bibberend pakt Mozes de staart. De slang wordt weer een staf!
'Mozes,' hoort hij dan. 'Als de mensen dit zien, zullen ze geloven dat Ik jou heb gestuurd.' 'Maar God, ik weet nooit wat ik moet zeggen.' 'Ik zal je de goede woorden geven,' zegt God. 'Alstublieft, God, kies iemand anders. De enigen die naar mij luisteren, zijn die geiten daar.' Opeens laaien de vlammen van de struik hoog op: 'Mozes, hou nou op met bang zijn. Ik help je. Kom, pak je staf.'
Mozes vertrekt. Zijn staf houdt hij stevig vast. Als hij in Egypte aankomt en het de mensen daar vertelt, moeten ze lachen. Jahoor, haha! Een brandende struik? Klinkt een beetje koekoek. Dat geloven we niet. Maar dan verandert Mozes' staf in een slang. Wow! Nu geloven de mensen hem wel. Hoera! Eindelijk heeft God iemand gestuurd om ons te helpen! Ja, zegt Mozes. God heeft vroeger beloofd dat we in een heerlijk land zullen wonen. Eindelijk gaan we erheen! Tjonge! zegt Mozes. Ik ben maar een gewone herder, met een gewone houten staf. Maar met God wordt iets gewoons iets geweldigs! Mehh, zegt oma Mekker. Hebben jullie ook iets heel gewoons? Onze hersens. Wat zeg je? Onze hersens. Je hersens, inderdaad. Die zijn eigenlijk heel gewoon. Maar dat kan ook heel bijzonder worden.