Mirjam is slaaf in Egypte. Haar broer Mozes zorgt ervoor dat de koning ze laat gaan. God wijst ze de weg. Ze lopen recht op de zee af. Dan heft Mozes zijn staf op. Het water van de zee gaat opzij.
Er is een vrouw, Mirjam. Ze is slaaf in Egypte, net als de rest van haar familie en haar volk. Ze moeten keihard werken en mogen nooit weg. 's Avonds zijn alle slaven zo moe, ze zijn er verdrietig van. Maar Mirjam zegt: Gaan wij zitten huilen? Nee, niks ervan! Wat doet ze, stiekem, met haar vriendinnen? Dansen en zingen. Stilletjes als muizen. Ze slaan met hun tamboerijnen, maar dan wel zonder belletjes. Ssst! Laat die gemene koning het niet horen.
Mirjams broer, Mozes, gaat naar die koning. Hij zegt: God wil dat alle slaven vrijgelaten worden. Maar de koning gelooft Mozes niet. Hij laat ze niet gaan. Pas als de koning van God heel erg straf krijgt, zegt hij: Wegwezen, stinkslaven. Ze mogen weg! Weet je waar ze naartoe gaan? Naar een mooi land dat God al heel lang geleden heeft beloofd. Zelfs al aan hun oma's en hun opa's. Maar hoe komen we daar eigenlijk, roepen de mensen naar Mozes. Als we verdwalen... Mirjam kijkt vragend naar haar broer.
Kijk! Daar is Mozes. Vlak voor hem stijgt een wolk op. De wolk beweegt. Dat doet God, zegt Mozes. Hij wil dat we de wolk volgen. De wolk wijst ons de weg. De mensen lachen opgelucht. Daar gaan ze, achter de wolk aan. Mirjam en Mozes voorop. Stop, roept Mirjam. Wat is dit? Lopen we naar de zee? Daar kunnen we toch niet doorheen, roepen de mensen. Ik kan echt niet zwemmen, hoor! Ssst. Mozes hoort iets in de verte. Hoefgetrappel van heel veel paarden. Het komt dichterbij. Kunnen jullie ook trappelen?
Mirjam schrikt. Bovenop een heuvel verschijnt het leger van de koning. Wij laten jullie niet gaan, schreeuwt hij. Jullie blijven onze slaven, voor altijd. Help! Iedereen begint te rennen. Heeft God ons hier gebracht om dood te gaan? roepen de mensen. Voor hen is de zee en achter is het leger van de koning. Ze kunnen geen kant op. Maar dan... Mirjam ziet hoe de kleine wolk zwelt en zwelt. Bij het leger van de koning wordt het pikkedonker. Ik zie niks, waar zijn die stinkslaven?
Mirjam ziet haar broer naar de zee lopen. Hij heft zijn staf hoog boven de golven. Wow, het water gaat opzij. God duwt het water naar links en naar rechts. Een pad dwars door de zee. Doorlopen allemaal, roept Mozes. Daar gaat Mirjam, over de bodem van de zee. Maar de koning geeft niet op. Pak ze, schreeuwt hij. Achter ze aan!
Maar gelukkig, Mirjam en haar volk bereiken de overkant. Het leger niet, want God laat het pad verdwijnen. Het machtige leger van de boze koning spoelt weg. We zijn vrij, juichen de mensen. De mannen beginnen te zingen. En wat haalt Mirjam uit haar tas? Haar tamboerijn. En nu met belletjes. Rinkelen maar! Mirjam en alle vrouwen dansen en zingen keihard. Nu mag iedereen het horen. We zijn vrij! We zijn vrij!