Katachtigen hebben ogen voorin de kop, om zo goed afstanden te kunnen inschatten. Spelende katjes oefenen om een prooi te pakken. Met de kussentjes onder hun voeten kunnen katten geruisloos sluipen. Katten zijn heel schoon op zichzelf en net als de grote katten krabt de huiskat om zijn gebied af te bakenen. Als anderen hun territorium in willen, worden katten boos. Ze maken zich zo groot mogelijk door een hoge rug te maken en hun haar overeind te zetten. En zwiepen met de staart betekent ook: "pas op, ophouden nou!". En anders wordt het vechten! De winnaar is de baas.Kopjes geven betekent meestal: "ik vind je aardig". En als een kat spint, en dan heeft ie het helemaal naar zijn zin.