Het is het jaar 700 voor Christus en hekserij begint in Europa steeds meer voor te komen. Met hekserij wordt het gebruik van magie bedoeld. Maar dit wordt nog niet als iets slechts gezien. Heksen zijn een soort kruidenvrouwtjes, die spullen uit de natuur gebruiken, zoals bessen en kruiden, om zieke mensen te helpen. Pas wanneer de kerk in de 13e eeuw begint te denken dat de heksen een verbond met de duivel hebben, wordt er slecht gedacht over hekserij. Het zijn meestal vrouwen die beschuldigd worden van hekserij. Omdat zij worden gezien als zwakker dan mannen zouden zij eerder tot hekserij verleid kunnen worden door de duivel. In het jaar 1326 begint de paus met het veroordelen van heksen en roept hij op om heksen te vervolgen. Dan beginnen de heksenjachten. Vaak begint de beschuldiging van een heks wanneer er iets vervelends gebeurt, zoals een slechte oogst of een ernstige ziekte. De mensen zijn heel bijgelovig, en gaan op zoek naar iemand die ze de schuld kunnen geven, een zondebok. Iedereen kan beschuldigt worden, en om de kleinste reden. Bijvoorbeeld als je buitenaf het dorp woont, scheve tanden hebt of stottert. Je kan dus om echt van alles worden aangeklaagd voor hekserij. De rechtbank van de katholieke kerk, de inquisitie, krijgt de taak om heksen te veroordelen. Ze hebben verschillende manieren om te bepalen of iemand een heks is of niet. Bij de waterproef wordt de verdachte vastgebonden in het water wordt gegooid. Als ze verdrinkt is ze geen heks, maar als ze blijft drijven wel. De heksenwaag is een speciale weegschaal om heksen te wegen. Omdat mensen denken dat heksen op bezems kunnen vliegen, zouden ze licht moeten zijn. Daarom wordt de verdachte bij een te laag gewicht schuldig bevonden aan hekserij. Bij de vuurproef moet de verdachte over hete kolen lopen, een heet voorwerp vasthouden of de handen in het vuur steken. Mensen denken dat God onschuldige mensen zal herstellen van brandwonden, dus wanneer de brandwonden niet herstellen wordt de verdachte schuldig verklaard. Ook worden verdachten gemarteld. De inquisitie doet de verdachte heks net zolang pijn totdat ze toegeeft dat ze een heks is. Maar vaak bekent de verdachte alleen maar schuld om de pijn te stoppen. Wanneer iemand veroordeeld wordt vanwege hekserij volgt er een straf. Soms krijgen ze alleen een boete of worden ze uit hun dorp weggejaagd. Maar de helft van de heksen eindigt op de brandstapel. Op deze manier zijn er in Europa ongeveer 50.000 vermeende heksen vermoord. In de 17e eeuw nemen de heksenvervolgingen af. De kerk krijgt minder invloed en mensen worden minder bijgelovig. Ook beginnen steeds meer wetenschappers en advocaten zich uit te spreken tegen de heksenjachten. Mensen willen niet meer blindelings aannemen dat iemand een heks is. Ze willen eerst bewijs zien. Er komen strengere regels, en de inquisitie mag verdachten niet meer martelen. Hierdoor worden er minder heksen veroordeeld. Zo dooft de jacht op heksen langzaam uit.