Er was eens een meisje dat Maria heette. En toen ze aan het werk was verscheen er een Engel en die zei: 'God heeft goed nieuws: je zult een kindje krijgen en hij zal Jezus heten en hij is de zoon van God.'
Maria en Jozef moesten naar Bethlehem dus ze reden daarheen op een ezel maar toen ze er kwamen was het heel druk. Ze gingen naar een herberg om te slapen maar er was geen kamer vrij en dus gingen ze naar een andere herberg, klop klop klop. Een herbergier zei: je mag hier wel in de stal slapen.
In de stal waren beesten, koeien en schapen, en die nacht kreeg Maria dus een baby en die was de zoon van God.
De herders waren bij hun kudde zoals altijd. Toen verscheen er een engel en die zei: 'Ga naar Bethlehem en zoek een baby die Jezus heet.'
Dus ze gingen naar Bethlehem en toen vonden ze daar Jezus. Hij was gewikkeld in een doek en hij lag in een kribbe.
Er waren ook drie wijzen en die zagen een ster dus ze keken in hun boeken. Ze zagen toen dat het een bijzondere ster was die ze moesten volgen omdat er een nieuwe koning was geboren. Ze volgden de ster naar Bethlehem en gaven Jezus wat goud, wierook en mirre.
Dit is het eind van het verhaal maar het begin van het leven van Jezus. Christenen over de hele wereld vieren Kerstmis en ze herdenken dan de geboorte van Jezus.