Aan het einde van de negentiende eeuw konden alleen jongens na hun schooltijd studeren aan een universiteit. Meisjes niet. Die gingen toch trouwen en hoefden dan alleen te zorgen voor het huishouden en de kinderen. Maar niet alle meisjes wilden dat. Eén van die meisjes was Aletta Jacobs.
Vanaf haar zesde wist Aletta al dat ze later dokter wilde worden, net als haar vader. Toen Aletta 14 jaar was, ging ze naar een deftige jongedamesschool. Ze hield het hier maar twee weken uit. Aletta vond het afschuwelijk! Haar ouders besloten dat ze overdag thuis in het huishouden zou gaan helpen. 's Avonds zou ze dan Franse en Duitse les krijgen. Maar ook hier werd Aletta niet gelukkiger door. Ze werd zelfs ziek, heel ziek.
Uiteindelijk besloot ze een brief te schrijven aan minister Thorbecke van Binnenlandse Zaken. Ze vroeg hem haar toe te laten tot de universiteit, want ze wilde dokter worden. Minister Thorbecke was het met Aletta eens dat ook meisjes het recht hadden om te studeren. Hij gaf Aletta dus toestemming.
Aletta Jacobs was het eerste meisje in Nederland dat ging studeren aan een universiteit. Ze slaagde voor haar artsexamen en werd de eerste vrouwelijke arts in Nederland.