Als ze het konden betalen, huurden de Romeinen één of twee kamertjes in een van de vele flatgebouwen in de stad. Dat waren gebouwen van soms 8 of 9 verdiepingen. Het stonk er verschrikkelijk, het was er donker en koud. Bovendien waren de flats vaak slecht gebouwd. Er was altijd gevaar voor instorting.
Stromend water in huis was er niet. Dat was beneden op straat bij een bron of een fontein. De rijke Romeinen woonden in prachtige villa's. Ze hadden mooie kamers en sommige huizen hadden zelfs een binnentuin.
De meeste huizen in Rome hadden geen eigen wc. De mensen gingen gewoon naar het openbaar toilet ergens in de straat. Je zat daar samen met anderen op stenen banken met gaten erin.
Rome telde toen al één miljoen inwoners. Voor al die mensen was veel water nodig. Dat was water kwam van buiten de stad. Via een ingewikkeld stelsel van kanalen en waterleidingen op bogen. De aquaducten. Dit is een aquaduct: een kanaal voor het vervoeren van water.
Het begint in de bergen bij een bron en voert het verse water over een grote afstand naar de stad. Van daar ging het water via loden pijpen naar fonteinen, badhuizen en openbare wc's.
De meeste mensen hadden thuis geen bad of douche. Ze gingen een paar keer per week naar een van de openbare badhuizen. De thermen werden die genoemd. Er konden wel honderden mensen tegelijk in zo'n gebouw. En de thermen zagen er vaak prachtig uit. Muren en vloeren waren ingelegd met mozaïek. Naar het badhuis gaan was heel populair in Rome. Het was er gewoon heel gezellig en je kon er je vrienden ontmoeten.