Dit is een bever. Vooral bekend van de bomen waar hij aan knaagt en de dammen die hij bouwt. IN Europa zijn ze beschermd, maar in Amerika wordt er nog volop op de waterdieren gejaagd. De bever draagt een goedje bij zich dat onder andere wordt gebruikt als geur- en smaakstof: castoreum. Ook wel bekend als bevergeil. En die lekkere smaak wordt gewonnen uit een klier bij zijn anus.
Wereldwijd zijn er twee soorten bevers: eentje in Noord-Amerika en eentje in Europa. In de Biesbosch bijvoorbeeld. “Ze leven in een territorium maar om duidelijk te maken aan andere dieren dat het hun territorium is, maken ze geurmerken”. Bevers hebben, net als honden en katten, een klier in hun anus die een sap uitscheidt met een unieke geur, waarmee ze hun territorium kunnen afbakenen. “En die geurmerken zijn hoopjes modder, daar drukken ze vanuit hun castelklieren stoffen op, dat is dat bevergeil. Dan komt een vrouwtje langs en ruikt dan dat hoopje en die denkt: he dat is een lekker mannetje. Het is een soort contactadvertentie. Ja, ik ruik het. Oh wat grappig!”.
Maar niet alleen bevers vinden elkaars anale geurtje lekker. Al sinds de oudheid jagen mensen ze om hun bevergeil te gebruiken voor parfum en geneesmiddelen. In Nederland is de bever beschermd, maar in Amerika gebeurt dat nog steeds. Bevergeil of castoreum wordt tot op de dag van vandaag gebruikt in de parfumindustrie. Maar ook om smaakstoffen te maken. Dat zoetige effect zou je dus kunnen tegenkomen in je eten, al is het de vraag of het vaak gebeurt. Aan het etiket is het niet af te lezen. En volgens ingewijden in de industrie wordt er niet heel vaak voor gekozen om het te gebruiken. “Castoreum wordt sporadisch gebruikt in de aroma-industrie, als het gebruikt wordt zit het meestal in vanille-aroma”. Of je wel eens bevergeil eet zal voorlopig wel een raadsel blijven. Maar mocht je binnenkort een vanille-ijsje eten dat bijna te lekker is om waar te zijn; nou, je weet maar nooit.