In de Middeleeuwen hadden de meeste vrouwen een baan. Toch waren ze in de éérste plaats verantwoordelijk voor de huishouding. De ideeën over de taken van de vrouw haalden ze in de Middeleeuwen uit de Bijbel.
'Een sterke vrouw is meer waard dan edelstenen. Haar man vertrouwt op haar en zal daar rijkelijk bij winnen. Ze staat al op als het nog donker is en regelt het werk in huis. Zij is vol daadkracht. Onvermoeibaar is ze in de weer. Ze waakt over haar huishouding. Nietsdoen is haar onbekend.'
Vrouwen waren er vooral om kinderen te krijgen. Ze moesten op de kinderen passen, koken en schoonmaken. Vrouwen moesten zorgen voor de dagelijkse dingen in huis, voor de kleding en het eten. Alleen de rijke dames konden een dienstmeisje betalen. De anderen - en dat waren de meesten - moesten hard werken, in huis én in de werkplaats van hun man, als assistent.
Als vrouwen liever wat vrijer en onafhankelijker waren, dan kon dat alleen als ze hun leven wijdden aan God en naar het klooster gingen.