Als mensen zin hebben om te vrijen wordt de piemel van de man groter en stijver en de vagina van de vrouw wordt vochtig. De stijve piemel past in de vagina en dat geeft een lekker gevoel.
Als de piemel in de vagina zit, bewegen de man en de vrouw zodat de piemel heen en weer gaat in de vagina. Op een gegeven moment komt er bij de man sperma uit zijn piemel. Dat is een witte, plakkerige vloeistof met daarin miljoenen zaadcellen die in de vagina van de vrouw terecht komen .
De zaadcellen van de man zwemmen in de vagina naar de baarmoeder en de eileiders, op zoek naar een eicel. Als er bij de vrouw een eicel los is gekomen uit de eierstok, kan deze bevrucht worden. Wanneer de zaadcellen bij de eicel zijn, proberen ze allemaal door de wand van de eicel heen te komen.
De allerbeste zaadcel wint en mag als enige naar binnen in de eicel. Dit heet bevruchting.