Groene kikkers moet je in zo'n dichtbegroeide vijver zoeken. Als ze stil zitten zie je ze nauwelijks. Ze zijn erg goed gecamoufleerd.
Na de winterslaap lokken de mannetjes vrouwtjes. Met hun gekwaak geven ze aan dat ze willen paren en waar ze zitten. Ze kwaken keihard. Twee grote kwaakblazen opzij van de kop werken als geluidsversterkers. De blaas wordt vol geperst met lucht en komt dan door een spleet opzij van de kop naar buiten.
Een mannetje heeft een vrouwtje ontdekt. Meteen gaat hij er op af en probeert op haar te klimmen. Na een paar mislukte pogingen belandt hij met een forse sprong op de rug van het vrouwtje Het mannetje klemt zich met zijn voorpoten stevig aan het vrouwtje vast. De duimen van het mannetje hebben een verdikking. Daarmee kan hij tijdens de paring de gladde buik van z'n partner goed vasthouden.
Als het paar een plek heeft gevonden waar veel waterplanten groeien, begint het vrouwtje eieren te leggen. De eieren zwellen al gauw op tot een forse massa kikkerdril. Tijdens het leggen stoot de man sperma uit en bevrucht zo de pas gelegde eitjes. Daarna laten de ouders hun legsel in de steek.
Elk wit bolletje in dit kikkerdril moet een kikker worden. Het is verpakt in een doorzichtig, glibberig laagje. Het bolletje verandert binnen een paar dagen van vorm. Er ontstaat een kikkerlarve uit. Af en toe beweegt de larve. Ze zit nog binnen het doorzichtig laagje.
In deze animatie zie je hoe de larve geleidelijk in een kikkertje verandert.
Hier is al een staart en opzij van de kop zie je kieuwen. De kieuwen aan de buitenkant verdwijnen als er achterpoten zijn gekomen De achterpoten worden groter. De staart is er nog als de voorpootjes komen. De staart wordt kleiner en de pootjes worden sterker.
Als de gedaanteverwisseling is afgelopen, is de larve een kikker geworden.