In warmere delen van Europa kun je in sloten kleine visjes vinden, die familie van gupjes zijn. Het zijn gambusia's.
De vrouwtjes hebben vaak een dikke buik vol jongen. Ze heten ook wel muskietenvisjes, omdat ze veel larven van muskieten eten. De mannetjes zijn heel wat kleiner dan de vrouwtjes. Mannetjes herken je niet alleen aan hun grootte maar ook aan hun aarsvin, die de vorm heeft van een buisje. De aarsvin is hun penis. Als een mannetje een vrouwtje ontdekt, dat wil paren, klapt hij zijn penis naar voren om zijn sperma in haar lichaam te brengen. Zo'n paring gaat razendsnel.
In een animatie zie je vertraagd hoe de penis naar voren klapt en de geslachtsopening van het vrouwtje raakt. Nog een keer, nu van de andere kant. Andere mannetjes wagen ook een kans. Een week of vier na de bevruchting worden jongen geboren, maar daarvoor is er al heel wat gebeurd.
Hier, in de broedruimte in de moederbuik, zie je de bevruchte eitjes. Vergroot zien ze er zo uit. Elk eitje wordt een larfje. Dat gele ding onder de buik van het larfje is een dooierzak. De jongen komen in de broedruimte uit het ei en worden direct daarna geboren.
Een, twee, drie, vier, een heleboel.
Allemaal met een dooierzakje vol reservevoedsel voor de eerste levensdagen. De jongen zakken eerst naar de bodem. Daar blijven ze even liggen. Ze wachten even om dan snel een goed heenkomen te zoeken. Ze hoeven niet te leren hoe ze moeten zwemmen.
Direct na de bevalling komen de mannetjes op het vrouwtje af om opnieuw te paren. Jonge gambusia's kennen geen zorgzame vader of moeder. Ze moeten zich zelf zien te redden. Ze jagen met z'n allen op watervlooien.
Deze heeft te laat in de gaten, dat jonge gambusia's vijanden hebben.
Volwassen gambusia's bijvoorbeeld zijn dol op hun eigen kinderen.